Overwegingen
1. Namens eiser is aangevoerd dat verweerder gedurende de strafrechtelijke detentie die aan de oplegging van de maatregel is voorafgegaan niet voortvarend heeft gehandeld. Indien verweerder dit wel had gedaan was er geen vreemdelingrechtelijke detentie nodig geweest omdat “slechts” uitzetting naar Tsjechië aan de orde is. Uit de vreemdelingencirculaire volgt dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat er een bewaringsmaatregel wordt opgelegd na het ondergaan van en aansluitend aan een strafrechtelijke detentie. Verweerder heeft ook tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel onvoldoende voortvarend gehandeld want het houden van een vertrekgesprek heeft niet veel om het lijf.
2. De rechtbank overweegt ambtshalve en voordat de gronden van beroep worden beoordeeld het navolgende.
3. Op donderdag 14 oktober 2021 is aan beide partijen door middel van een “aankondiging datum van de bewaringszitting ” medegedeeld dat de behandeling van het beroep zal plaatsvinden op maandag 25 oktober 2021. Op dinsdag 19 oktober 2021, om 11:46 uur, is aan beide partijen door middel van een “kennisgeving zitting” medegedeeld dat de behandeling van het beroep zal plaatsvinden op maandag 25 oktober 2021 om 11:30 uur. Op donderdag 21 oktober 2021 heeft de rechtbank eiser opgeroepen om ter zitting te verschijnen om te (kunnen) worden gehoord op zijn beroep. Op vrijdag 22 oktober 2021 heeft de rechtbank zorggedragen voor vervoer vanuit het DTC Rotterdam naar de rechtbank in Den Bosch om op maandag 25 oktober 2021 in het gerechtsgebouw in persoon te worden gehoord.
4. Eiser is niet verschenen ter zitting. Eiser heeft echter geen afstand gedaan van zijn recht om door een rechter in persoon te worden gehoord over zijn verzoek om in vrijheid te worden gesteld.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat het vaste praktijk is dat indien uitzetting of overdracht plaatsvindt op de dag dat de behandeling ter zitting plaatsvindt eiser niet naar de zitting wordt vervoerd. Verweerder heeft verder toegelicht dat op dinsdag 19 oktober 2021 een vlucht is geboekt voor maandag 25 oktober 2021 om 16:20 uur.
5. De rechtbank overweegt dat uitgangspunt is dat eiser het recht heeft om in persoon gehoord te worden indien de rechtbank de rechtmatigheid van de oplegging en voortduring van de bewaringsmaatregel beoordeelt. Indien eiser ten tijde van de behandeling ter zitting, die elf dagen tevoren is aangekondigd, feitelijk in Nederland verblijft wordt hij door de rechter gehoord. Dit is in die situatie slechts anders indien eiser zelf aangeeft geen gebruik van dit recht te willen maken of indien eiser vanwege persoonlijke problematiek of organisatorische redenen niet in staat is om in persoon te worden gehoord.
6. Het is niet aanvaardbaar dat DT&V -
kennelijk- het DTC opdraagt eiser te verbieden om gebruik te maken van het vervoer dat de rechtbank heeft geregeld en zo naar de rechtbank te komen als de feitelijke uitzetting later die dag zal plaatsvinden. Verweerder heeft toegelicht dat deze afspraken zijn gemaakt om te voorkomen dat, als bijvoorbeeld de behandeling ter zitting uitloopt, de geplande vlucht en daarmee de uitzetting of overdracht niet kan worden geeffectueerd.
7. De rechtbank is bekend met jurisprudentie waaruit blijkt dat prioriteit mag worden gegeven aan het realiseren van de uitzetting of overdracht. Indien verweerder een vlucht voor de uitzetting boekt voor dezelfde dag dat de zitting -al meerdere dagen tevoren- is aangekondigd en hij wil voorkomen dat door het horen door de rechter de uitzetting niet kan plaatsvinden, kan verweerder de rechtbank echter in kennis te stellen van deze samenloop van de zitting en de vlucht zodat de rechtbank kan bezien hoe eiser gebruik kan maken van zijn recht om in persoon gehoord te worden. De rechtbank was in het onderhavige geval zeer wel in staat geweest om eiser op woensdag 20 oktober 2021, donderdag 21 oktober 2021, vrijdag 22 oktober 2022, maandag 25 oktober 2021 op een eerder tijdstip of maandag 25 oktober 2021 middels een telehoor-verbinding te horen.
Door de rechtbank pas op het moment dat ter zitting wordt vastgesteld dat eiser niet is verschenen te informeren dat de vlucht later die dag zal plaatsvinden, is de rechtbank niet in staat (gesteld) om eiser gebruik te laten maken van zijn recht om gehoord te worden.
8. Het recht om door de rechter in persoon gehoord te worden op een beroep tegen een vrijheidsbenemende maatregel heeft vanuit oogpunt van rechtsbescherming een fundamenteel karakter. Het kan niet zo zijn dat dit recht zinledig is als de uitzetting wordt gepland op de dag dat de rechtbank het beroep ter zitting behandelt en bij de planning van de uitzetting dit ook bekend is. De rechtbank acht het kwalijk dat DT&V -kennelijk- eigenhandig en in ieder geval buiten de rechtbank om voorkomt dat eiser gebruik kan maken van zijn recht om gehoord te worden, ondanks dat de rechtbank een behandeling ter zitting agendeert, eiser oproept om in persoon te verschijnen, vervoer regelt zodat eiser naar de rechtbank kan komen en bijstand van een tolk organiseert. Het is niet aan DT&V en/of het DTC en/of verweerder om vanwege praktische redenen het recht van eiser om door de rechter in persoon gehoord te worden te ontnemen als eiser feitelijk in Nederland verblijft op het moment dat de behandeling ter zitting plaatsvindt. Dat dit -kennelijk- een vaste handelwijze betreft en hiertoe -kennelijk- door diverse ketenpartners ook afspraken zijn gemaakt maakt dit niet anders.
9. Doordat het eiser feitelijk niet is toegestaan om het DTC te verlaten en met DVO naar de rechtbank te komen om gehoord te worden is in de onderhavige procedure een essentiële waarborg in de procedure om op te komen tegen vrijheidsbeneming op vreemdelingrechtelijke gronden geschonden.
De rechtbank overweegt dat dit, in de omstandigheden zoals hier aan de orde, een dermate ernstig gebrek is dat voor een belangenafweging geen plaats is. De rechtbank zal de maatregel van bewaring dan ook om deze reden opheffen en de onmiddellijke invrijheidstelling gelasten. De rechtbank acht, gelet op de concrete omstandigheden in de onderhavige procedure, de maatregel van aanvang af onrechtmatig.
10. Voor zover namens eiser is aangevoerd dat verweerder ook tijdens de strafrechtdetentie reeds moet werken aan uitzetting overweegt de rechtbank dat verweerder hiertoe in beginsel een inspanningsplicht heeft. Voor zover het Openbaar Ministerie om toestemming moet worden gevraagd om eiser uit te kunnen zetten strekt deze verplichting echter verder. Indien de officier van justitie immers aan verweerder te kennen geeft dat bezwaar bestaat tegen uitzetting zal verweerder dit volgen. Afhankelijk van de aard en duur van de bezwaren is het mogelijk dat de maatregel van bewaring niet meer kan strekken tot effectuering van de uitzetting. Verweerder dient zich dus, indien bekend is dat de vreemdeling openstaande strafzaken heeft,
voorafgaandaan oplegging van de maatregel te vergewissen of er bezwaren tegen de overdracht bestaan. Het benaderen van het Openbaar Ministerie is dus geen handeling die moet worden betrokken bij de beoordeling van de voortvarendheid van het handelen van verweerder. Indien er bezwaren tegen de overdracht of uitzetting bestaan staat dit aan oplegging van de maatregel in de weg, zodat verweerder zich voorafgaand aan oplegging van de maatregel moet vergewissen of er bezwaren tegen uitzetting of overdracht bestaan. Dit is bovendien een handeling die ook eenvoudig kon plaatsvinden in de periode dat eiser strafrechtelijk was gedetineerd, bijvoorbeeld voorafgaand aan de mededeling aan eiser dat hij na vrijlating uit strafrechtelijke detentie zal worden overgenomen door de vreemdelingketen. In de onderhavige procedure is op 15 oktober 2021, dus enkele dagen na oplegging van de maatregel, gevraagd of de zaaksofficier in een openstaande zaak kan instemmen met de voorgenomen uitzetting. Het dossier bevat geen bericht van een officier van justitie waaruit blijkt van bezwaren tegen de uitzetting. De rechtbank concludeert dat voorafgaand aan oplegging van de maatregel had moeten worden nagegaan of vanuit het Openbaar Ministerie bezwaar bestond tegen de uitzetting. Omdat eiser voorafgaand aan oplegging van de maatregel strafrechtelijk was gedetineerd, had dit vergewissen dus moeten plaatsvinden tijdens die detentie. Aan eiser is reeds op 1 oktober 2021 medegedeeld dat hij na ontslag uit de strafrechtelijke detentie wordt overgenomen door de vreemdelingenketen. Deze overname uit de strafrechtketen is dus gepland zodat verweerder, anders dan wanneer een aanhouding/ophouding van een vreemdeling niet is gepland, eenvoudig kan voldoen aan de verplichting om voorafgaand aan oplegging van de maatregel te verifiëren of er bezwaren bestaan tegen de uitzetting. In het onderhavige geval leidt dit niet tot de conclusie dat de oplegging van de maatregel onrechtmatig is omdat er geen bezwaren zijn geuit door de zaaksofficier.
11. De grond dat verweerder in het bewaringstraject onvoldoende voortvarend aan de uitzetting heeft gewerkt slaagt niet. Uit het dossier blijkt van de uitzettingshandelingen die hebben plaatsgevonden en het tijdsverloop hiertussen. De stelling dat een vertrekgesprek enkel “voor de bühne” is volgt de rechtbank niet. In het vertrekgesprek dat met eiser is gevoerd blijkt dat hem het vertrekplan is uitgelegd en is eiser ook in staat gesteld argumenten aan te dragen waarom alsnog van uitzetting zou moeten worden afgezien. Het voeren van vertrekgesprekken betreft dus essentiële handelingen om uitzetting te kunnen effectueren en om na te gaan of alsnog moet worden afgezien van uitzetting. Het vertrekgesprek dat op 18 oktober 2021 met eiser is gevoerd geeft hiervan ook blijk. Uit de verslaglegging valt op te maken dat uitgebreid met eiser is gesproken over zijn persoonlijke omstandigheden zoals de vele eerdere uitzettingen, zijn feitelijke verblijf in Barcelona en de strafzitting die op 7 november 2021 zal plaatsvinden en waar eiser als verdachte aanwezig wil zijn. De regievoerder heeft tevens in dit gesprek uitvoerig uitgelegd aan eiser dat voortvarend moet worden gehandeld en in die zin eiser niet in vreemdelingenbewaring kan verblijven tot aan 7 november 2021 maar eiser daarom zo spoedig mogelijk zal worden uitgezet. Uit het verslag blijkt voorts dat de regievoerder eiser heeft aangegeven welke stappen hij wellicht kan ondernemen en dat de regievoerder zich er van heeft vergewist dat alles voor eiser duidelijk is geweest.
12. Eiser komt vanwege het onrechtmatige karakter van zijn detentie in aanmerking voor vergoeding van de schade. De rechtbank zal hiervoor de standaardmatig toegekende bedragen vaststellen, te weten € 100,- euro per dag vanaf de dag van oplegging van de maatregel tot en met de dag van de invrijheidsstelling.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ter waarde van twee punten en ter grootte van de standaardmatig toegekende bedragen per punt. Deze kosten, die worden vastgesteld op € 1.496,-, moet verweerder voldoen aan de rechtsbijstandverlener.
13. De rechtbank heeft er melding van gemaakt dat tegen deze uitspraak hoger beroep openstaat en dat de termijn hiervoor een week is en die termijn gaat lopen op de dag nadat dit proces-verbaal van de mondelinge uitspraak aan het dossier is toegevoegd.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2021 door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. S.H. Snoeij, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:28 oktober 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.