ECLI:NL:RBDHA:2021:11800

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
09/041431-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door meermalen steken met een mes in de rug van het slachtoffer, verwerping van beroep op ontoerekeningsvatbaarheid en psychische overmacht

Op 28 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vriendin opzettelijk van het leven heeft beroofd door haar meermalen met een mes in de rug te steken. De steekpartij vond plaats in de nacht van 13 op 14 februari 2021 in Noordwijk. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, heeft verklaard zich niets van het voorval te herinneren. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder een geluidsopname van de ruzie tussen de verdachte en het slachtoffer, en heeft geconcludeerd dat de verdachte de enige persoon was die betrokken was bij het steekincident. De rechtbank heeft het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid en psychische overmacht verworpen, omdat er geen bewijs was dat de verdachte niet in staat was zijn wil te bepalen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar en heeft schadevergoeding toegewezen aan de moeder van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, gezien de aard van de geweldshandeling en de gevolgen daarvan. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde feit en de impact op de nabestaanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/041431-21
Datum uitspraak: 28 oktober 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
[adres 1]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 20 mei 2021, 4 augustus 2021 (beide pro forma), 7 oktober 2021 (inhoudelijke behandeling) en 28 oktober 2021 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Offers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. B.W.N. van den Oever naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 februari 2021 te Noordwijk [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door haar (meermalen) met een mes in de rug, in elk geval in het (boven)lichaam, te steken en/of te slaan.

3.Inleiding

Deze zaak gaat om een steekpartij die in de nacht van 13 op 14 februari 2021 heeft plaatsgevonden in een woning aan de [adres 2] te Noordwijk, waarbij de bewoonster, genaamd [slachtoffer] , om het leven is gekomen. Na een telefonische melding van een steekpartij is de politie naar de woning gegaan. De voordeur werd door de verdachte geopend. In de woning trof de politie [slachtoffer] aan, liggend op haar buik in een plas bloed. Zij bewoog toen nog, maar is kort daarna in de woning gestorven. Er zaten steekwonden in haar rug. Tegen de verdachte is de verdenking gerezen van betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] . De verdachte heeft verklaard dat hij zich van de steekpartij niets kan herinneren.
De rechtbank dient, gelet op hetgeen ten laste is gelegd, de vraag te beantwoorden of de verdachte met een mes in de rug van [slachtoffer] heeft gestoken en, zo ja, of dat kan worden gekwalificeerd als doodslag. Indien sprake is van een bewezenverklaring van doodslag, komt de vraag naar de strafbaarheid van de verdachte aan de orde, nu namens de verdachte een beroep is gedaan op ontoerekeningsvatbaarheid dan wel psychische overmacht. Mocht dat beroep niet slagen, dan dient de rechtbank te beslissen omtrent een op te leggen straf.

4.De bewijsbeslissing

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit wegens het ontbreken van opzet bij de verdachte.
4.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De bewijsmiddelen
Bevindingen
Op 14 februari 2021 omstreeks 00.19 uur kreeg een politie-eenheid de opdracht om naar het [adres 2] te Noordwijk te gaan, naar aanleiding van een melding dat de vriendin van de melder zou zijn neergestoken. De politieambtenaren waren om 00.23 uur ter plaatse. De voordeur van voormelde woning werd opengedaan door een man. Bij de keukentafel lag een vrouw op haar buik op de grond. Het hoofd van de vrouw lag in een plas bloed. Rechts van de vrouw, ter hoogte van haar voeten, lag een mes dat gebroken was. Het lemmet en het handvat lagen naast elkaar. [2] Het lemmet was ongeveer tien centimeter lang. Links van de vrouw lagen twee propjes keukenpapier met een rode substantie. [3] Op het aanrechtblad lag een messenblok op de zijkant. Er ontbrak één mes uit het messenblok. De messen in het messenblok hadden dezelfde kleur en hetzelfde handvat als het gebroken mes dat naast de vrouw lag. Een politieambtenaar zag dat de vrouw nog bewoog. Nadat medewerkers van de ambulancedienst de bovenkleding van de vrouw hadden opengeknipt, waren steekverwondingen op de rug van het slachtoffer zichtbaar. Twee politieambtenaren zijn de reanimatie gestart. [4] Op 14 februari 2021 om 00.33 uur is de reanimatie gestopt omdat de vrouw was overleden. [5]
Een politieambtenaar heeft de man die de deur opendeed om zijn legitimatiebewijs gevraagd. Het bleek om de verdachte te gaan. De politieambtenaar zag dat op beide handen van de verdachte bloed zat. In het gezicht van de verdachte zat een kleine veeg. De verdachte zei dat de vrouw zijn vriendin was. In de slaapkamer van de woning zag de politieambtenaar een geopende fles drank staan. De verdachte vertelde dat hij alcohol had gedronken. [6]
Uit onderzoek bleek dat de melding door de verdachte was gedaan. De vrouw in de woning was de bewoonster, genaamd [slachtoffer] . [7]
Onderzoek van het lichaam van het slachtoffer
Op het lichaam van [slachtoffer] is sectie verricht. Uit het sectierapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt het volgende. Aan het lichaam waren vier steekletsels en vier snijletsels. Aan de rug waren steekletsels die belangrijke structuren hebben geraakt. De lengte van de steekletsels was aan de huid circa 3,5 tot 4,9 cm. De diepte van het diepste steekletsel was circa tien centimeter. De letsels zijn bij leven ontstaan door respectievelijk perforerende en snijdende krachtinwerking met een scherprandig voorwerp, zoals een mes. Bij een deel van de steekletsels was sprake van perforatie van de rechterborstholte en de rechterlong. De rechterlong was hierdoor deels samengevallen en er waren tekenen van bloedinademing in de linkerlong. Dit heeft geleid tot ademhalings- en longfunctiestoornissen alsmede bloedverlies. Het overlijden wordt verklaard door de gevolgen van twee steekletsels aan de rug. De overige twee steekletsels en vier snijletsels kunnen een bijdrage hebben geleverd aan (de snelheid van) het overlijden. De lokalisatie en het aspect van de steek- en snijletsels, in combinatie met de richting van de steekkanalen, duiden op toebrenging door derden. Geen van de letsels was kenmerkend voor af- of verweerletsel. [8]
Geluidsopname
Op 14 februari 2021 omstreeks 03.30 uur was een politieambtenaar in de woning aan de [adres 2] . In de woning heeft hij een mobiele telefoon, een Apple iPhone 12 pro, aangetroffen. De politieambtenaar zag op het display van de mobiele telefoon dat er een app openstond die een geluidsopname aan het maken was. De geluidsopname is gestopt en werd hierdoor opgeslagen. De mobiele telefoon is in beslag genomen. [9] De geluidsopname is uitgeluisterd en uitgewerkt door een audiospecialist. In de opname spreken de aanwezige personen elkaar aan met [slachtoffer] en [verdachte] . Een gedeelte van het gesprek is als volgt uitgewerkt.
Gespreksdeelnemers:
M = man, [verdachte]
V = vrouw, [slachtoffer]
C= centralist meldkamer politie
A= centralist meldkamer ambulance
(ntv) = niet te verstaan
V: [verdachte] , ga naar huis.
M: Nee. Ja, ik ga straks, ik ga straks, ik ga straks geen, geen zorgen. lk ga straks. Het is gewoon een, één punt (ntv).
V: lk wil gaan slapen, [verdachte] . Ga naar huis.
M: Je wil gaan slapen?
V: Ja.
M: Boeit mij geen reet, [slachtoffer] ! Wacht maar even!
V: Zal ik de politie bellen?
M: Ja, bel de fucking politie dan!
V: Of zal ik je moeder bellen Dat is net leuker.
(De vrouw is dichtbij de microfoon te horen.)
M: Wah, doe je ding joh. Kijk maar wat je doet. Je bent zo’n stoere dame, hé? Wil/ben je doen? Kijk, jij denkt dat je zover bent.
( Het klinkt alsof er op de microfoon getikt wordt.)
...stilte...
M: lk zou het niet doen.
(Bij de microfoon is een ademhaling te horen.)
(Er zijn voetstappen te horen die naar de microfoon gaan.)
M: lk zou het niet doen.
(Het klinkt alsof er iets over de microfoon geschoven wordt.)
V: Ga naar huis.
(De man klinkt nu erg dichtbij de microfoon.)
M: Je hebt het al gedaan.
V: Ga naar huis.
M: Je hebt het al gedaan.
V: Ga naar huis (de vrouw zegt dit zacht).
M: Wie heb je gecontact?
V: Dat maakt niet uit.
M: Mij wel.
V: Ga naar huis, [verdachte] .
M: [slachtoffer] , Ik vraag het je nog één keer. Wie heb je gecontact?
V: Dat gaat je niet aan. Ga naar huis.
M: Mij gaat het wel aan. Want het gaat om mij.
V: Ja.
M: Dus, zeg het.
V: Maakt niet uit.
M: [slachtoffer] , als jij wil dat bepaalde contacten van jou geschaad raken, dan moet je het nu zeggen. Niet met mij fucking kloten! Snap je dat?!
V: Dat? bepaal? (ntv).
M: Want ik heb mijn fucking connecties.
V: Ja?
M: Ja en maakt mij geen fuck uit.
V: Ga mij niet lopen slaan, ga mij niet lopen aanraken.
M: Nee. Ga mij godverdomme niet aanraken.
V: Dat deed jij, niet ik.
M: Nee, jij gaat godverdomme aan mijn contacten komen, fuck jou.
V: Ga weg.
M: Nee, ik ga ook weg. lk zeg alleen maar ik rook een peukie en jij gaat godverdomme contacten van mij aanraken.
V: (ntv) weg. Ga weg.
M: Hoor je mij?
(Er is gestommel te horen.)
V: Ga weg zeg ik. Als jij mij nog een keer aanraakt dan bel...
M: Hoor je mij?
V: De politie.
(De vrouw klinkt dichtbij de microfoon.)
V: Ik ben (ntv).
(Er is gestommel te horen, getik en gekraak aan de microfoon.)
V: (ntv) mijn telefoon.
(Er valt een voorwerp op de vloer. Het klinkt als een worsteling. Vrouw gilt. Er zijn voetstappen te horen.)
V: (De stem van de vrouw klinkt hoog en het klinkt alsof ze slecht lucht krijgt.) (ntv) geen lucht mongool!
(Er zijn hondenpootjes op de vloer te horen. Er is een vermoedelijke worsteling en er zijn drie doffe klappen te horen. Dan is er gestommel te horen. Daarna nog een aantal harde doffe klappen. Hondenpootjes zijn te horen. De vrouw is niet te horen. Een aantal seconden is er een ademhaling te horen, vermoedelijk van de man, en de hondenpootjes zijn te horen.)
M: Kankerwijf! (klinkt alsof er hard geschopt of geslagen wordt). Kankerwijf (De man klinkt nu verder van de microfoon.)
(Geluid van metalen voorwerpen die tegen elkaar tikken, is te horen. Ook valt een metalen voorwerp op een harde ondergrond).
V: (De vrouw gilt hard.)
(Een klap is te horen en het gegil van de vrouw stopt. Hondenpootjes zijn te horen.)
V: (De vrouw gilt twee keer.)
(De hondenpootjes klinken opgewonden.)
M: Kankerwijf! (Het klinkt alsof er een metalen voorwerp op een harde ondergrond komt.)
V: (De vrouw gilt.)
(Een klap is te horen. De vrouw gilt en spuugt. Ze hoest en spuugt. Ze gilt met een hoge stem. Het klinkt alsof de vrouw moeite heeft met ademhalen. Een hard voorwerp valt op een harde ondergrond.)
M: (Diepe ademhaling.)
V: (De vrouw ademt diep en rochelt en spuugt.)
M: (Diepe ademhaling. De man begint te snikken.) Fucking [slachtoffer] .
V: (De vrouw hoest en kreunt.)
M: (De man snikt en kreunt) Sorry, sorry. [slachtoffer] nee, [slachtoffer]
V: (De vrouw rochelt.)
M: Komt goed schat.)
V: (De vrouw snikt en kreunt.)
M: Komt goed, komt goed. Sst, sst. lk weet niet waarom ik het deed. Fucking (ntv).
(Te horen is dat er een telefoon overgaat.)
V: (De vrouw hoest en rochelt.)
M: (ntv) politie. Noordwijk ja, ja.
V: (De vrouw rochelt.)
C: (De vrouw van de meldkamer is te horen, maar niet te verstaan.)
M: [adres 2] nu alsjeblieft [adres 2] .
V: (De vrouw spuugt en heeft een snurkende ademhaling.)
C: Wat is er aan de hand?
M: Euh, ze, mijn vriendin is neergestoken.
C: Door wie?
M: lk weet niet.
V: (De vrouw hoest en rochelt.)
C: (ntv) ruzie (ntv)?
M: Ja.
C: (ntv).
V: (De vrouw hoest.)
M: Ja.
C: Waar is ze neergestoken?
M: In de fucking, ja. In de fucking woning denk ik, ik weet niet.
C: (ntv).
V: (De vrouw rochelt)
M: In haar woning, denk ik.
C: Maar meneer, waar is ze?
M: In haar woning! [adres 2] , ik wil dat je nu komt, alsjeblieft.
C: Luister even naar mij, ben jij daar nu ook?
M: Ja ik ben er nu. lk zit fucking op mijn knieën en ze ligt dood te bloeden ga (ntv).
V: (De vrouw heeft een snurkende ademhaling.)
C: Luister even naar mij, waar heeft ze verwondingen?
M: In, ja, in haar rug. In de rug.
C: (ntv).
M: Na, nou drie keer, vier keer.
V: (De vrouw heeft een snurkende ademhaling.)
C: Kan je eens proberen om even een handdoek te pakken of (ntv).
M: Ja.
C: (ntv).
M: lk doe het, ik doe het.
V: (De vrouw heeft een snurkende ademhaling.)
C: (ntv).
M: Ja, ze is snurken, snurken, snurken.
C: ls ze (ntv).
M: Ja, ja, ja, ja.
V: (De vrouw heeft een snurkende ademhaling.)
C: (ntv) een handdoek of theedoek op (ntv).
M: (Klinkt als of de man snikt) Ja ik hoor hem. lk ben er. Ja.
C: (ntv) heb je de telefoon al op speaker? De telefoon naast (ntv).
M: (snikkend geluid) Oke, oke, oke, ik ben er.
C: (de vrouw van de meldkamer is luider te horen) (ntv) je komt thuis en je treft haar zo aan?
M: Sorry?
C: Jij komt thuis en je treft haar zo aan?
M: Ja.
C: Oke, je bent een vriend van haar he?
M: Ja.
C: Oke.
(Een rochelend geluid is te horen, vermoedelijk van de vrouw.)
C: Wil jij hem hebben? Ja. Luister eens even naar mij.
M: Ja.
C: lk ga jouw even doorzetten naar de ambulancedienst ja. Nog heel even je telefoonnummer?
M: Oke. [telefoonnummer] .
C: Ja, oke. Dus blijf aan de telefoon ik ga jou doorzetten met de ambulance ja? Niet ophangen.
M: Oke, oke, oke dankje.
C: Politie is onderweg.
(Een hard voorwerp wordt op de harde ondergrond gelegd.)
A: Meldkamer ambulance.
M: Hoi, met [verdachte] .
A: Hallo, ja, ik heb gehoord wat er aan de hand is. Ik ga er even snel doorheen. Is zij op dit moment wakker?
M: Ja, ze is aan het snurken maar kom alsjeblieft snel beetje actie.
A: Ja, ja. Wij zijn allemaal al onderweg, maar ik wil graag even weten. Is zij wakker? Als je tegen haar praat (ntv).
M: Ze is wakker, ze is wakker.
A: Oke, duidelijk.
M: Ja.
A: lk ga wat instructies geven. Er zijn een aantal ambulances al onderweg. En wanneer is dit gebeurd?
(De vrouw, [slachtoffer] , is niet meer te horen.)
M: Euh, ja ik weet het niet eigenlijk.
A: Spuit of stroomt het bloed eruit?
M: Nee, is gewoon nu op het moment, nu valt het mee.
A: Reageert ze normaal?
M: Nu is er niks aan de hand. Weet, kijk, ik hou er gewoon een kompres erop en euh, er is niks aan de hand.
A: Reageert zij normaal?
M: Ja, ja. Ze is gewoon aan het ademen en ze (ntv) gewoon. Ze is hier bij mij en.
(Een snikkend geluid is te horen.)
A: En waar is dat mes?
M: Nee, nee, zit geen mes meer in der/dus/rug euh. Er is geen mes meer.
A: Er zit geen mes meer in haar, oke. Luister, kun jij voor mij de deur openzetten?
M: Ja kan ik. Maar. lk houd gewoon op haar de kompres ook op de euh, ja.
(Geklop, vermoedelijk, op de deur, is te horen.)
M: Oke, oke ik kom eraan. Eén seconde.
(Er zijn voetstappen te horen.)
(Er is een mannenstem en een vrouwenstem te horen, de hulpverleners zijn ter plaatse.) [10]
Verklaring van de verdachte
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij zichzelf op de geluidsopname herkende en dat hij de stem van [slachtoffer] hoorde. [11] Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 14 februari 2021 in de woning van [slachtoffer] aanwezig was en dat hij is geschrokken van de agressiviteit die op de geluidsopname in zijn stem te horen is. Voorts kan hij zich herinneren dat hij op enig moment een mes in zijn handen heeft vastgehouden en dat hij de wonden van [slachtoffer] heeft geprobeerd te stelpen. [12]
De beoordeling door de rechtbank
Is de verdachte de persoon geweest die heeft gestoken?
Uit de geluidsopname leidt de rechtbank af dat de verdachte en [slachtoffer] de enige personen waren die zich ten tijde van het incident in de woning bevonden en dat zij ruzie hebben gehad met elkaar. Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat het steekincident op de geluidsopname is vastgelegd en dat de verdachte met zijn uitlating “ik weet niet waarom ik het deed” heeft gedoeld op het steken van [slachtoffer] , temeer nu de verdachte heeft erkend dat hij een mes in zijn handen heeft vastgehouden. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft gestoken.
(Voorwaardelijk) opzet
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat bij de verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken, nu de verdachte nauwelijks herinneringen heeft aan het ten laste gelegde feit en hij direct heeft gezegd: “ik weet niet waarom ik het deed”. Dit impliceert dat hij zijn gedragingen niet overeenkomstig zijn wil kon bepalen en het opzet ontbreekt. Reeds om die reden dient vrijspraak te volgen. Voorts is door de raadsvrouw betoogd dat op grond van de uiterlijke verschijningsvorm niet kan worden vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd zodat ook om die reden de verdachte moet worden vrijgesproken.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (onder meer HR 9 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2775) staat een ernstige geestelijke stoornis bij de verdachte slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat een dergelijke uitzondering zich in deze zaak niet voordoet. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Uit hetgeen op de geluidsopname is te horen volgt geenszins dat bij de verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn handelen en de gevolgen daarvan heeft ontbroken. Immers de verdachte heeft direct na het incident “Sorry, sorry. [slachtoffer] nee, [slachtoffer] ” en “Komt goed, komt goed. Sst, sst” geroepen. Uit deze actieve gedragingen leidt de rechtbank af dat de verdachte enig realiteitsbesef moet hebben gehad en zich dus in ieder geval deels bewust was van wat hij deed. Evenmin vindt het door de raadsvrouw bepleite steun in het over de verdachte opgemaakte Pro Justitia-rapport (zie daarover meer onder 6.3). Nu ook anderszins niet aannemelijk is geworden dat bij de verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen ontbrak, verwerpt de rechtbank het verweer dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet kan hebben gehad op zijn handelen en de dood van [slachtoffer] vanwege zijn psychische gemoedstoestand ten tijde van dit feit. De enkele omstandigheid dat de verdachte heeft verklaard zich niets meer van het voorval te kunnen herinneren, doet niet af aan deze constatering.
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs aanwezig waaruit blijkt dat de verdachte het
onvoorwaardelijkeopzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad door voornoemde geweldshandelingen te plegen.
Bij beantwoording van de vraag of de verdachte het
voorwaardelijkeopzet op dit feit heeft gehad, acht de rechtbank het volgende van belang. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Het is algemeen bekend dat de rug een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is waarachter zich vitale organen bevinden. Uit de omstandigheid dat door het steken de rechterborstholte en de rechterlong van [slachtoffer] zijn geperforeerd, leidt de rechtbank af dat de verdachte het mes met kracht in de rug van [slachtoffer] heeft gestoken. De rechtbank is van oordeel dat het meermalen met kracht steken in de rug met een mes met een lemmet van tien centimeter, zozeer gericht is op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. De verdachte heeft derhalve voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer] .
Het verweer van de raadsvrouw wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 14 februari 2021 te Noordwijk [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door haar meermalen met een mes in de rug te steken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat het ten laste gelegde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Gelet op het verband tussen het ten laste gelegde en het gebrek aan draagkracht van de verdachte binnen de relatie ten gevolge van zijn onrijpe identiteit, de hoogopgelopen spanningen als gevolg van de onduidelijkheid aan de zijde van [slachtoffer] , eerder opgelopen trauma’s en de beperkte mogelijkheden om aan zijn gevoel verbaal uiting te geven, is de verdachte volledig overspoeld geraakt door emoties en was hij niet in staat om zijn wil geheel in vrijheid te bepalen. De verdachte zou om die reden moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat sprake was van psychische overmacht. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte jarenlang geestelijk is mishandeld, gemanipuleerd en vernederd door [slachtoffer] . Het gedrag en de reactie van [slachtoffer] in combinatie met de opgelopen traumatische ervaring heeft zodanig op de verdachte ingewerkt dat hij volledig door emoties werd overspoeld en hieraan geen weerstand kon of behoefde te bieden. De verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Ten aanzien van het beroep op psychische overmacht heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat niet gebleken is dat sprake was van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon bieden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ontoerekeningsvatbaarheid
Bij de vraag of het bewezen verklaarde feit aan de verdachte kan worden toegerekend, heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia-rapport van 12 juli 2021. De psychiater, S.J. Roza, de arts in opleiding tot psychiater, M. Ramcharan, en de GZ-psycholoog, T. ’t Hoen (hierna: de deskundigen) hebben het volgende gerapporteerd.
Volgens de deskundigen is bij de verdachte sprake van een lichte aandachtsdeficiëntiestoornis (ADD) en een stoornis in alcoholgebruik. Deze stoornissen waren ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. De verdachte was fors onder invloed van alcohol ten tijde van het ten laste gelegde. Het is onduidelijk of de stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed, nu de verdachte zich belangrijke delen van het laste gelegde niet kan herinneren. Het ten laste gelegde laat zich ook onvoldoende verklaren vanuit de geconstateerde pathologie. Het is weliswaar bekend dat de remming op emoties en (agressieve) impulsen in de regel afneemt onder invloed van alcohol, maar eerder leidde dat bij de verdachte niet tot een dergelijke extreme mate van geweld als het onderhavige ten laste gelegde. Het is aannemelijk dat situatieve factoren – lees: de terugkerende relatieproblemen en spanningen tussen de verdachte en [slachtoffer] , binnen een relatie die zich kenmerkte door een patroon van ‘aantrekken en afstoten’ – een belangrijke rol hebben gespeeld, maar op welke wijze en in welke mate is voor de deskundigen onduidelijk gebleven. De deskundigen onthouden zich dan ook van een advies over de mate van toerekenen.
De rechtbank is van oordeel dat dit rapport op deugdelijke wijze tot stand is gekomen. De rechtbank neemt de conclusies en bevindingen van het rapport over wat betreft de geconstateerde stoornissen. Dit betekent dat op basis daarvan geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Uit de verklaring van de verdachte – die erop neerkomt dat hij zich van het bewezen verklaarde niets kan herinneren – kan dit ook niet worden afgeleid, noch blijkt dit anderszins uit het dossier. Dat geldt ook voor hetgeen de deskundigen verder hebben gerapporteerd over de persoonlijkheid van de verdachte (een onrijpe persoonlijkheid, kwetsbare identiteit en beperkt zicht op zijn emoties), nog daargelaten dat de deskundigen hieraan geen conclusies hebben verbonden die van belang zijn voor een beoordeling in het kader van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank gaat er dus van uit dat het bewezen verklaarde volledig aan de verdachte kan worden toegerekend.
Psychische overmacht
Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht. Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Daarnaast kan onder omstandigheden het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Noch uit de verklaringen van de verdachte noch uit de geluidsopname is aannemelijk geworden dat bij de verdachte sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Dat de verdachte werd ‘overspoeld door emoties’, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, volgt niet uit het dossier, nog daargelaten of die emoties als een van buiten komende drang zouden kunnen worden aangemerkt. Het beroep op psychische overmacht wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Omdat er ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten, is de verdachte strafbaar.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met onder meer de omstandigheid dat de verdachte slachtoffer zou zijn geworden van de relatie met [slachtoffer] , het blanco strafblad en de omstandigheid dat het verlies van [slachtoffer] een zware (toekomstige) geestelijke straf is. Een langere detentie is niet goed voor de toekomst van de verdachte, aldus de raadsvrouw.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zijn vriendin om het leven gebracht door haar meermalen met een mes in de rug te steken. Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte onder invloed was van een grote hoeveelheid alcohol. De verdachte heeft haar aangevallen in haar eigen huis waar zij zich veilig waande. De laatste minuten van haar leven moeten voor haar onvoorstelbaar beangstigend zijn geweest.
Met zijn handelen heeft de verdachte zijn vriendin, een vrouw van 33 jaar oud, op gewelddadige wijze het leven ontnomen en haar daarmee het meest fundamentele recht ontnomen waarover een mens beschikt, te weten het recht op leven. Daarnaast heeft de verdachte de nabestaanden onherstelbaar leed aangedaan, zoals de moeder van het slachtoffer in haar slachtofferverklaring heeft verwoord. Ook de samenleving als geheel is door het handelen van de verdachte geschokt.
Persoon van de verdachte
Omtrent de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 9 september 2021. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven en tot nu toe slechts eenmaal, ettelijke jaren geleden, in contact is gekomen met justitie.
Uit de eerder genoemde Pro Justitia-rapportage van 12 juli 2021 volgt dat het recidiverisico naar het oordeel van de deskundigen laag is. Hij is zelf erg geschokt door het ten laste gelegde en alle gevolgen van dien. De situatieve factoren, te weten de terugkerende relatieproblemen en spanningen tussen de verdachte en het slachtoffer, hebben een belangrijke rol bij het ten laste gelegde gespeeld. In de complexe dynamiek tussen de verdachte en het slachtoffer heeft alcohol een grote rol gespeeld. Zoals reeds onder 6.3 is overwogen, rekent de rechtbank het bewezen verklaarde feit volledig toe aan de verdachte.
Gevangenisstraf
Uit de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, zoals hiervoor omschreven, volgt dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen vrijheidsstraf overweegt de rechtbank dat doodslag behoort tot de ernstigste strafbare feiten die de wet kent. De wetgever heeft voor dit misdrijf als maximumstraf een gevangenisstraf van vijftien jaren vastgesteld. Binnen de rechtspraak bestaan voor dit delict geen landelijke oriëntatiepunten. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat iedere zaak uniek is en het in die zin lastig is om te vergelijken met andere zaken, lijkt het erop dat doorgaans voor een enkelvoudige doodslag een gevangenisstraf wordt opgelegd van tussen de acht en twaalf jaren. Dat neemt niet weg dat het gedrag dat tot toepassing van deze strafbepaling leidt, vele verschillende vormen kan aannemen, zodat in ieder concreet geval dient te worden nagegaan welke mate van ernst daaraan uit een oogpunt van straftoemeting moet worden toegekend.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de specifieke omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren – zoals door de officier van justitie is geëist – passend en geboden is.

8.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering
[benadeelde] , de moeder van het slachtoffer, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 30.831,20, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 13.331,20 aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de vordering moet worden afgewezen. Meer subsidiair is verzocht om de vordering te matigen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Kosten lijkbezorging
Nabestaanden van een overleden slachtoffer kunnen zich op grond van artikel 51f lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) als benadeelde partij voegen in het strafproces met een vordering tot vergoeding van schade, zoals bedoeld in artikel 6:108 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In artikel 6:108 lid 2 BW is bepaald dat als iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is overlijdt, die ander verplicht is tot vergoeding van de kosten van lijkbezorging. Degene die de kosten voor lijkbezorging heeft gedragen, kan deze kosten van de aansprakelijke vorderen.
Het gevorderde bedrag van € 121,99 voor de kosten van lijkbezorging van het slachtoffer zal worden toegewezen, nu deze kosten voldoende zijn onderbouwd.
Gederfd levensonderhoud
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op het gevorderde bedrag van € 13.209,21 aan gederfd levensonderhoud, de vordering niet-ontvankelijk verklaren, nu de vordering thans onvoldoende is onderbouwd en een nadere onderbouwing (voor zover mogelijk) een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Affectieschade
Affectieschade is de immateriële schade die bestaat uit het verdriet en de pijn die is veroorzaakt doordat een persoon waarmee men een affectieve band heeft, overlijdt. Nabestaanden van een overleden slachtoffer kunnen zich op grond van artikel 51f lid 2 Sv als benadeelde partij voegen in het strafproces met een vordering tot vergoeding van affectieschade, zoals bedoeld in artikel 6:108 lid 3 BW. In artikel 6:108 leden 3 en 4 BW is bepaald dat als iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is, overlijdt, die ander verplicht is tot vergoeding van de immateriële schade die onder meer de ouder van de overledene ondervindt als gevolg van het overlijden.
Bij algemene maatregel van bestuur (het Besluit vergoeding affectieschade) zijn forfaitaire bedragen vastgesteld aan de hand waarvan een vordering tot vergoeding van affectieschade kan worden toegewezen.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat de dochter van [benadeelde] als gevolg van een strafbaar feit gepleegd door de verdachte, is komen te overlijden. Ook is komen vast te staan dat het plotselinge overlijden en het gemis van het slachtoffer veel pijn en verdriet hebben veroorzaakt bij de benadeelde partij en dat zij dus affectieschade heeft geleden. De rechtbank zal dan ook het door [benadeelde] gevorderde bedrag van € 17.500,- toewijzen.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een
bedrag van € 17.621,99, bestaande uit € 121,99 aan materiële schade en € 17.500,- aan
immateriële schade. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 14 februari 2021 is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 17.621,99, vermeerderd met de wettelijke daarover vanaf 14 februari 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [benadeelde] .

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 4.4 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
9(
NEGEN)
JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 17.621,99 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 februari 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 17.621,99, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [benadeelde] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 123 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. J.M. Hamaker, rechter,
mr. N.R.A. Meerbeek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. van Beelen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 oktober 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021043045, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Katwijk-Noordwijk, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 528).
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2021, p. 4-5.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2021, p. 12.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2021, p. 4-6.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2021, p. 13.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2021, p. 7-8.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2021, p. 32.
8.Geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 24 februari 2021, p. 143-145.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2021, p. 30.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2021, p. 76-81.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2021, p. 136.
12.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2021.