ECLI:NL:RBDHA:2021:11797
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Spanje
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd op 19 mei 2021, stelde dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvraag, waardoor de aanvraag niet in behandeling werd genomen.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, waarin het beroep in de bodemzaak (zaaknummer NL21.7688) niet-ontvankelijk was verklaard. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.