ECLI:NL:RBDHA:2021:11752

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.15469
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse eiser wegens gebrek aan nieuw bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Algerijnse nationaliteit, een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de gestelde feiten en omstandigheden niet als nieuw relevant element werden beschouwd ten opzichte van de eerdere afwijzing van zijn asielaanvraag op 11 november 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen nieuwe onderbouwing heeft geleverd voor zijn claims, waaronder een vermeende veroordeling in Algerije, en dat de eerdere afwijzing in rechte vaststaat. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de claim dat hij niet op de hoogte was van het formulier M35-O en dat zijn gemachtigde niet betrokken was bij de indiening, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de opvolgende aanvraag geen nieuw feit of veranderde omstandigheid bevatte. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15469

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.B. Kleerekooper),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Wieman).

ProcesverloopBij besluit van 24 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.15470, op 18 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1995. Eiser heeft op 11 oktober 2020 een asielaanvraag ingediend die door verweerder bij besluit van 11 november 2020 is afgewezen. Verweerder heeft bij deze beschikking tevens een terugkeerbesluit opgelegd. Tegen dit besluit heeft eiser geen beroep ingesteld dus het besluit van 11 november 2020 staat in rechte vast.
Verder is door de Franse autoriteiten een inreisverbod opgelegd aan eiser geldig van 20 mei 2016 tot en met 20 mei 2056. Eiser heeft zich na het besluit van 11 november 2020 begeven naar Duitsland en is op grond van de Dublinverordening overgedragen aan Nederland. Op 8 september 2021 heeft verweerder een schriftelijk kennisgeving M35-O ontvangen waarmee eiser zijn opvolgende asielaanvraag heeft ingediend.
2. Verweerder heeft de eerdere asielaanvraag van eiser afgewezen omdat verweerder niet geloofwaardig achtte dat eiser een relatie had met [A] , daardoor problemen kreeg met haar broer en door hem valselijk werd beschuldigd waardoor eiser door de Algerijnse autoriteiten zou worden gezocht. Verweerder heeft de huidige aanvraag van eiser afgewezen, omdat de feiten en omstandigheden die eiser aanvoert in het formulier M35-O overeenkomen met de gronden uit zijn eerdere aanvraag, en de gestelde veroordeling in Algerije bovendien niet is onderbouwd. Daarom beschouwt verweerder de gestelde problemen van eiser in Algerije niet als een nieuw relevant element en worden deze niet inhoudelijk behandeld.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser stelt geen kennis te hebben genomen van het formulier M35-O, terwijl dit ten grondslag ligt aan het bestreden besluit. Eiser stelt dat zijn gemachtigde niet betrokken is geweest bij de indiening van de herhaalde aanvraag. Eiser vraagt zich af of de door verweerder gehanteerde M35-O methode in overeenstemming is met de Dublinverordening. De gemachtigde van eiser is niet in de besluitvorming betrokken waardoor het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
4. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd op de beroepsgronden gereageerd.
5. Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Voor zover eiser verzoekt om de zienswijze als letterlijk herhaald en ingelast te beschouwen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op hetgeen eiser eerder heeft aangevoerd. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het formulier M35-O geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid bevat ten opzichte van eisers eerdere asielaanvraag.
Op pagina 7 van het formulier geeft eiser aan dat hij niet terug kan keren naar Algerije omdat hij in de gevangenis zal belanden omdat zijn criminele vriend hem vals heeft beschuldigd. Uit het verslag van het gehoor opvolgende aanvraag blijkt dat eiser hiermee zijn zwager bedoelt (pagina 3). Verweerder heeft dit relevante element in de eerste asielprocedure van eiser ongeloofwaardig geacht, waardoor dit geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid is. Verder heeft eiser op pagina 8 van hetzelfde formulier een kruis gezet onder het in bezit zijn van nieuwe originele documenten of bewijsmiddelen en op pagina 9 aangegeven dat hij in Nederland wil werken en een gezin wil stichten. Ook hierin heeft verweerder niet ten onrechte geen nieuw element of bevinding gezien.
7.1.
Het betoog van eiser dat hij het formulier M35-O heeft ingediend zonder hulp van zijn rechtsbijstand af te wachten, heeft verweerder niet hoeven volgen. Eiser heeft immers zelf het formulier ingevuld en ondertekend, met vermelding van zijn gemachtigde op het formulier, waardoor verweerder ervan uit mocht gaan dat de gemachtigde van eiser op de hoogte was van het formulier en de opvolgende aanvraag. Dit komt dan ook voor eigen rekening en risico van eiser. De stelling van eiser dat hem opzettelijk een instantie is onthouden volgt de rechtbank niet. Het formulier M35-O is door verweerder alsnog aan de gemachtigde van eiser meegezonden met het bestreden besluit. Eiser is door deze gang van zaken niet in zijn belangen geschaad nu hij in beroep zijn argumenten over dit punt naar voren heeft kunnen brengen.
7.2.
Ten aanzien van de stelling van eiser dat hij tijdens het gehoor opvolgende aanvraag heeft verklaard op 13 december 2020 in Algerije te zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft niet ten onrechte beslist dat ook dit geen nieuw feit of veranderde omstandigheid is. Eiser heeft geen enkel stuk overgelegd waaruit deze gestelde veroordeling blijkt of zou kunnen volgen. Dit terwijl eiser in zijn vorige procedure heeft verklaard dat hij in Algerije onder andere een arrestatiebevel en een brief van de rechtbank in Algerije, heeft gekregen en dat hij een advocaat heeft in Algerije (pagina 11 van het verslag gehoor veilig land van herkomst van 6 november 2020). Tijdens het gehoor opvolgende aanvraag op 22 september 2021 heeft eiser verder verklaard dat hij documenten heeft van de opgelegde straf van 10 jaar (pagina 4 van het gehoor opvolgende aanvraag). Eiser heeft echter niets overgelegd ter ondersteuning van zijn relaas, terwijl het aan eiser is om zijn asielaanvraag te onderbouwen. Dat verweerder ten onrechte niet heeft doorgevraagd over de gestelde veroordeling in Algerije, volgt de rechtbank dan ook niet.
7.3.
Verweerder heeft kunnen concluderen dat de opvolgende aanvraag van eiser geen nieuw feit of veranderde omstandigheid bevat.
De beroepsgronden van eiser slagen daarom niet.
7.4.
Verder is niet gesteld of gebleken dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 83.0a Vw, zodat de rechtbank dit verder niet bespreekt.
8. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr.D.M. Biermann, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.