6.1.Uit het landgebonden beleid ten aanzien van Eritrea volgt dat een verblijfsvergunning asiel wordt verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw aan de Eritrese vreemdeling die aannemelijk maakt illegaal uit Eritrea te zijn gereisd of Eritrea op legale wijze heeft verlaten en individuele omstandigheden naar voren heeft gebracht die aannemelijk maken dat hij bij terugkeer wordt blootgesteld aan ernstige schade. Daarnaast is van belang dat gedwongen terugkeer, zowel bij een legale als illegale uitreis, van Eritreeërs niet plaatsvindt omdat er een reëel risico op ernstige schade bestaat.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gestelde illegale uitreis van eiseres uit Eritrea niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Uit VIS is gebleken dat eiseres een op haar naam gesteld paspoort heeft gehad en een bij de Italiaanse autoriteiten verkregen visum, waarvoor zij in Eritrea haar vingerafdrukken heeft afgegeven.
Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij illegaal uit Eritrea is gereisd. Eiseres is hierin niet geslaagd. Dat een mensensmokkelaar de documenten van eiseres zou hebben geregeld en dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van het Italiaanse visum, doet aan het voorgaande niet af, nu eiseres met gebruik van eigen naam op een paspoort een visum heeft verkregen.
De verklaringen van eiseres met betrekking tot het op haar naam gestelde paspoort en het afgeven van haar vingerafdrukken, zijn door verweerder niet ten onrechte als ongerijmd en tegenstrijdig bestempeld. Verweerder heeft dit standpunt op pagina 3 van het bestreden besluit voldoende gemotiveerd.
8. Verweerder werpt eiseres verder tegen dat eiseres op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat de algehele en algemene problematiek in Eritrea van dermate negatieve invloed op haar leven bij terugkeer zal zijn, dat gesproken kan worden van ernstige schade.
Naar het oordeel van de rechtbank miskent verweerder hiermee dat verweerder geloofwaardig heeft gevonden dat eiseres eerder in de problemen is gekomen wegens de (politieke) situatie in Eritrea, vanwege haar echtgenoot en vanwege haar broer. Verweerder heeft immers de door eiseres gestelde problemen geloofwaardig geacht. In het bijzonder is van belang dat verweerder aannemelijk heeft geacht dat de broer van eiseres zijn dienstplicht niet heeft uitgevoerd, waardoor hij door de Eritrese autoriteiten als deserteur wordt gezien. Bovendien acht verweerder daarmee ook aannemelijk dat de broer van eiseres zich vervolgens bij haar heeft schuilgehouden, waardoor de autoriteiten meermaals bij eiseres langs zijn geweest en haar hebben lastig gevallen. Niet kan worden uitgesloten dat eiseres bij terugkeer naar Eritrea op de luchthaven door de Eritrese autoriteiten zal worden ondervraagd of gearresteerd nu zij een familielid is van een deserteur. Zo blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht Eritrea van november 2020dat familieleden van een persoon die de dienstplicht heeft ontdoken repercussies kunnen ondervinden. Verweerder heeft nagelaten de mogelijke repercussies voor eiseres te betrekken bij de besluitvorming. De argumenten van verweerder, dat de problemen van de echtgenoot en van de broer van eiseres jaren geleden hebben plaatsgevonden, en dat eiseres nadien in Eritrea geen problemen meer heeft ondervonden, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om het standpunt van verweerder te dragen.
Bovendien heeft eiseres in dit verband terecht verwezen naar de pagina’s 48 en 51 van het Algemeen Ambtsbericht Eritrea 2020, waaruit volgt dat weinig bekend is over personen die terugkeren naar Eritrea. Terugkerende Eritreeërs worden bij aankomst op de luchthaven gescreend en geprofileerd waarbij wordt gecontroleerd welke reisdocumenten ze hebben, of ze de 2% diasporabelasting hebben betaald en, indien van toepassing, of het formulier 4/4.2 is ondertekend. Mogelijke redenen voor de autoriteiten om personen te ondervragen zijn onvolledige documenten of het niet betalen van de 2% diasporabelasting.
De stellingen van eiseres dat zij niet beschikt over geldige reisdocumenten en de 2% diasporabelasting niet heeft betaald, zijn door verweerder niet betrokken in de besluitvorming terwijl dit wel degelijk belangrijke omstandigheden zijn met betrekking tot de eventuele terugkeer van eiseres naar Eritrea.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verweerder zijn standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade, onvoldoende heeft gemotiveerd.
9. Reeds gelet op het bovenstaande is het beroep gegrond, omdat het bestreden besluit hiermee al in strijd is met het bepaalde in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, namelijk dat een besluit moet berusten op een deugdelijke motivering. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Het is aan verweerder om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,-), met een wegingsfactor 1.