ECLI:NL:RBDHA:2021:11720
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag op basis van onvoldoende sociale en economische binding en COVID-19-beperkingen
Op 5 januari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een Iraanse vrouw, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had op 19 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf in Nederland om haar zoon te bezoeken. De aanvraag werd op 5 maart 2020 afgewezen, omdat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij sterke sociale en economische binding had met Iran, wat essentieel is voor de kans op terugkeer na het verblijf in Nederland. Daarnaast werd de aanvraag afgewezen vanwege de geldende COVID-19-reisbeperkingen.
Eiseres heeft in beroep nieuwe documenten ingediend, waaronder een huwelijkscontract en contracten van haar woning en de winkel van haar echtgenoot, maar deze waren niet vertaald. De rechtbank oordeelde dat deze documenten niet konden worden meegenomen in de beoordeling, omdat ze na het bestreden besluit waren ingediend en niet voorzien waren van een officiële vertaling. De rechtbank concludeerde dat de minister de visumaanvraag terecht had afgewezen, zowel vanwege de onvoldoende binding met Iran als de dreiging voor de volksgezondheid door COVID-19.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing, conform de Vreemdelingenwet.