ECLI:NL:RBDHA:2021:11717
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.J. Metselaar, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar asielaanvraag op 9 september 2021 had afgewezen als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting op 7 oktober 2021, waar ook een tolk aanwezig was, is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, verwijzend naar een eerdere uitspraak in een aanverwante zaak (NL21.14433). De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.