Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Opvolgende rechterlijke machtiging
[de man]
ProcesverloopHet procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 30 september 2021.
Standpunten ter zitting
Beoordeling
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2021 een beschikking gegeven inzake een opvolgende rechterlijke machtiging op grond van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek tot deze machtiging was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betrof een cliënt, geboren in 1960 in Turkije, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van de langdurige zorg, waarbij de cliënt sinds een half jaar is opgenomen na een beroerte. De advocaat van de cliënt heeft aangevoerd dat er geen sprake is van verzet tegen de opname, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er wel degelijk verzet is, ook al is dit niet altijd fysiek. De cliënt heeft regelmatig aangegeven naar huis te willen en weigert zorg en medicatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een neurocognitieve stoornis met frontale kenmerken, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder agressief gedrag en grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van het verblijf in de accommodatie noodzakelijk is om dit ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 15 april 2022, en heeft het verzoek om meer of anders te verzoekt afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter J.C. van den Dries, bijgestaan door griffier S. Kokx, en is uitgesproken tijdens een openbare zitting.