ECLI:NL:RBDHA:2021:11676
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlening van een aansluitende zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Op 15 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een aansluitende zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 4 oktober 2021 een verzoek ingediend voor deze zorgmachtiging ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1960, die momenteel verblijft in een zorginstelling. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 oktober 2021 werd betrokkene telefonisch gehoord, waarbij hij zijn onvrede over de medicatie en de zorgverlening uitte. Zijn advocaat pleitte voor een kortere machtiging van drie maanden, terwijl de arts aangaf dat de medicatie noodzakelijk was om agressie te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat betrokkene zorgmijdend was. De rechtbank verleende de zorgmachtiging tot en met 15 januari 2022, met de mogelijkheid tot een vervolgzitting voor verdere beoordeling van de situatie. De rechtbank benadrukte dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel af te wenden en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 oktober 2021.