ECLI:NL:RBDHA:2021:11675

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/617596 / FA RK 21-6083
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in geschil over gebruik echtelijke woning na beëindiging geregistreerd partnerschap

In deze beschikking heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een geregistreerd partnerschap. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.E. Goudriaan, verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke huurwoning, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. H.E.M. Davidson, verweer voerde en ook vroeg om het gebruik van de woning. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen, waarbij de vrouw aanvoerde dat zij zich veilig wilde voelen in de woning en dat de man bij zijn echtgenote in Turkije terecht kon. De man daarentegen stelde dat hij lijdt aan een dwangstoornis en dat hij niet zonder zijn vertrouwde omgeving kan functioneren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man meer belang heeft bij het gebruik van de woning, gezien zijn psychische toestand en het gebrek aan alternatieve woonruimte. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de man toegewezen en het verzoek van de vrouw afgewezen. De vrouw moet de woning verlaten en mag deze niet meer betreden. De beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-6083
Zaaknummer: C/09/617596
Datum beschikking: 8 oktober 2021

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 8 september 2021 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.E. Goudriaan te Gouda.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. H.E.M. Davidson te Alphen aan den Rijn.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift;
  • het f-formulier van 23 september 2021 van de zijde van de vrouw, met bijlagen.
Op 24 september 2021 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw met haar advocaat;
  • de man met zijn advocaat en vergezeld van dhr. [tolk] , tolk in de Turkse taal.
Van de zijde van de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt ertoe te bepalen dat:
  • zij binnen twee dagen na betekening van de te wijzen beschikking, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke huurwoning aan de [adres] te [postcode] [woonplaats] , met inbegrip van de inboedel, met het bevel dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
  • de voornoemde voorziening door de vrouw ten uitvoer kan worden gelegd met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
een en ander bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert verweer tegen het door de vrouw verzochte, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens verzoekt de man zelfstandig te bepalen dat hij voorlopig gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning met inbegrip van de inboedel, met het bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

- Partijen zijn op 6 oktober 2004 een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan.
- Blijkens de Basisregistratie Personen hebben de man en de vrouw beiden in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.

Beoordeling

Wettelijk kader
Op grond van artikel 822, eerste lid, sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) in samenhang met de artikelen 821, eerste lid, en 828 Rv kan de rechtbank als voorlopige voorziening bepalen dat één van de geregistreerd partners bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning met bevel dat de andere geregistreerd partner de woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden.
Hoewel partijen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, zal in deze beschikking worden gesproken van de ‘echtelijke’ woning, omdat deze term aansluit bij de wettelijke terminologie.
Beide partijen zijn het er over eens dat zij niet langer samen in de echtelijke woning kunnen verblijven, zodat de rechtbank het uitsluitend gebruik van de woning aan één van partijen zal toekennen. Hiertoe zal de rechtbank een belangenafweging dienen te maken en beoordelen welke partij op dit moment het meeste belang heeft bij verblijf in de woning.
De vrouw heeft aangevoerd dat zij meer belang heeft bij het voorlopig gebruik van de woning, omdat dit de plek is waar zij zich veilig kan voelen, de sloten van de woning kan vervangen en tot rust kan komen na een moeizame relatie waarin huiselijk geweld heeft gespeeld en zij zich jarenlang naar de behoeften van de man heeft moeten voegen. Daarbij komt dat de man, aldus de vrouw, bij zijn echtgenote in Turkije terecht kan. De vrouw is de eerste huurder van de woning en de man is op enig moment bij haar ingetrokken. Zij heeft dus ook meer recht op de woning.
De man heeft aangevoerd dat hij meer belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning, omdat hij een dwangstoornis heeft en buitengewoon veel angst, paniek en stress in het dagelijkse leven ervaart. Voor de man is regelmaat en structuur erg belangrijk en hij heeft in de afgelopen twintig jaar routine opgebouwd in zijn leven in deze woning. Dat kan niet zomaar doorbroken worden, temeer daar de man niet over vervangende woonruimte beschikt.
Gelet op wat er naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de man meer belang heeft bij het gebruik van de woning dan de vrouw. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals de man heeft gesteld en de vrouw in haar inleidende verzoekschrift al heeft aangegeven, heeft de man last van een waarschijnlijke persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische, borderline en antisociale trekken, een obsessieve-compulsieve stoornis (waaronder smetvrees) en agressieproblematiek. Uit de door de vrouw overgelegde stukken blijkt dat de man in ieder geval in 2012 al last had van smetvrees en ervaart hij alles buitenshuis als ‘vies’. Volgens de ontslagbrief van [GGZ] van 27 maart 2012 is het territorium van de man klein en heeft hij daar volledige controle, zodat hij conflicten ontloopt. Als hij zich vrijer zou bewegen, zou dit de kans op escalaties doen toenemen aldus de GGZ. Volgens de vrouw heeft zij de man altijd gedwongen moeten ondersteunen in de echtelijke woning en naar de regels van de man moeten leven vanwege zijn smetvrees. De rechtbank is van oordeel dat de door de man opgebouwde regelmaat en structuur, die hij in de woning heeft opgebouwd, niet zomaar verplaatst kan worden naar een onzekere andere woonruimte. Er is immers geen concrete alternatieve woonruimte voorhanden.
De vrouw heeft in haar pleitnota aangevoerd dat de man ondanks zijn stoornis wel bij anderen zou kunnen verblijven, omdat hij soms ook bij anderen werkt als schilder en omdat hij ook relaties met andere vrouwen heeft gehad. De rechtbank deelt deze visie niet. Ter zitting heeft de rechtbank de man hierover bevraagd en is gebleken dat het veel moeite en aanpassing voor de man kost om buiten de deur te werken en verblijven.
Beide partijen hebben aangevoerd dat de ander bij de stiefvader van de vrouw zou kunnen verblijven omdat die ruimte heeft in zijn woning. De vrouw heeft zich hiertegen verweerd en gesteld dat zij voor haar eigen veiligheid vreest omdat zij de relatie met de man definitief wil verbreken. Dit betekent dat zij haar verblijfplek van nieuwe sloten wil voorzien zodat zij zeker weet dat de man er niet binnen kan komen. Zij wenst niemand uit haar vriendenkring hiermee te belasten. De man heeft aangevoerd dat hij niet bij de stiefvader kan verblijven omdat de hele familie van de vrouw hem nu als vijand ziet. Volgens hem was hij onmiddellijk verhuisd als hij naar eigen familie kon, maar die heeft hij niet in Nederland. De rechtbank is van oordeel dat van de man niet gevergd kan worden dat hij voorlopig bij familie van de vrouw zal intrekken, gelet op de gespannen situatie tussen de man en de vrouw. Van de vrouw daarentegen kan dit wel gevergd worden, zelfs al zou dit betekenen dat er sloten vervangen moeten worden. De rechtbank ziet niet in waarom de vrouw in haar eigen woning veiliger zou zijn dan in de woning van een familielid waar ruimte voor haar is.
De vrouw heeft voorts aangevoerd dat de man terecht kan bij zijn vrouw in Turkije. Dit is ook wat de vrouw beoogt, namelijk dat de man naar het buitenland gaat zodat de vrouw veilig zal zijn in Nederland en hier rust zal hebben. Deze wens van de vrouw, dat de man naar Turkije zal vertrekken, leent zich voor het onderlinge gesprek van partijen over de afwikkeling van hun partnerschap, maar treft geen doel bij de verzochte ordemaatregel. De rechtbank kan immers niet bepalen dat de man naar Turkije zou moeten vertrekken. Daarbij komt dat de man heeft ontkend dat sprake is van een (traditioneel) huwelijk tussen hem en de genoemde vrouw in Turkije, en is onduidelijk of hij daar langdurig terecht kan.
De stelling dat de man vermogen bezit waarmee hij op korte termijn eigen woonruimte zou kunnen betalen, is door hem weersproken. Volgens hem handelt hij met geleend geld in aandelen en is hij niet in staat om op korte termijn andere woonruimte aan te schaffen. Een willekeurige huurwoning kan hij onvoldoende aanpassen aan zijn behoeften, zodat hij niet zomaar ergens een alternatieve woning kan gaan huren. Hij is, net als de vrouw, wel in staat om de lasten van de echtelijke woning te voldoen.
Hoewel duidelijk is dat de vrouw groot belang heeft bij het gebruik van de woning, om tot rust te komen na de turbulente jaren van samenleving, acht de rechtbank het belang van de man gelet op zijn dwangstoornis op dit moment groter en valt de belangenafweging ten voordele van de man uit. De rechtbank zal het verzoek van de man, tot toekenning aan hem van het voorlopig gebruik van de echtelijke woning, toewijzen en het verzoek van vrouw hiertoe afwijzen. Gelet op deze beslissing komt de rechtbank niet meer toe aan het tweede verzoek van de vrouw, dat zij de beslissing met behulp van de sterke arm ten uitvoer kan leggen. Dit verzoek zal ook worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] – met inbegrip van de inboedel – en beveelt mitsdien dat de vrouw die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, rechter, bijgestaan door
mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 oktober 2021.