ECLI:NL:RBDHA:2021:11669

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
8975083 RL EXPL 21-881
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertrouwen op mededelingen leidinggevende over vast dienstverband bij Belastingdienst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en de Belastingdienst. De werkneemster, die in dienst was bij YoungCapital Flex B.V. en gedetacheerd was bij de Belastingdienst, vorderde een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De werkneemster had gesolliciteerd naar een functie bij de Belastingdienst en was in de veronderstelling dat zij een vast dienstverband zou krijgen, gebaseerd op mededelingen van haar leidinggevende. De kantonrechter oordeelde dat de werkneemster gerechtvaardigd had mogen vertrouwen op deze mededelingen, ondanks dat de Belastingdienst aanvoerde dat de werkneemster niet voldeed aan de harde functie-eisen. De kantonrechter concludeerde dat de Belastingdienst in strijd met goed werkgeverschap had gehandeld door de werkneemster geen vast dienstverband aan te bieden. De vorderingen van de werkneemster werden toegewezen, waarbij de Belastingdienst werd veroordeeld om haar een schriftelijke arbeidsovereenkomst aan te bieden voor 20 uur per week, met terugwerkende kracht vanaf 16 augustus 2021. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van een dwangsom en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
FH/C
Zaak-/rolnr.: 8975083 RL EXPL 21-881
26 oktober 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M. Kokx,
tegen
De Staat der Nederlanden, Ministerie van Financiën, Directoraat-Generaal Belastingdienst,
zetelende te ’s-Gravenhage,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B.J.M. Oenema.
Partijen worden hierna genoemd “ [eiseres] ” en “de Belastingdienst”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 7 januari 2021, met productie 1 tot en met 20;
  • de conclusie van antwoord, met productie 1 tot en met 25;
  • de e-mail zijdens [eiseres] van 1 september 2021 met in de bijlage (de volledige) productie 11.
1.2.
Op 2 september 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [eiseres] in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde, en namens de Belastingdienst mevrouw [betrokkene 1] ( [functie] van de Belastingtelefoon in Eindhoven), vergezeld van de gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
[eiseres] , geboren op [geboortedag] 1967 en thans 54 jaar oud, is op 21 mei 2018 (voor bepaalde tijd) in dienst getreden bij YoungCapital Flex B.V. (hierna: YC) voor (aanvankelijk 20-28 uur per week en later) 16 uur per week (fase A). YC heeft [eiseres] gedetacheerd in de functie van [functie] bij de Belastingdienst, directie Klantinteractie & -services (hierna: KI&S), onderdeel van de BelastingTelefoon.
2.2.
De uitvoeringsorganisatie Belastingdienst is een integraal onderdeel van het Ministerie van Financiën. De directie KI&S is één van de negen uitvoeringsdirecties binnen de Belastingdienst. De BelastingTelefoon levert telefonische informatie aan burgers en bedrijven die het antwoord op hun vraag niet online kunnen vinden of die niet digitaal vaardig zijn. Het managementteam van de BelastingTelefoon in Eindhoven bestaat uit de [functie] , [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] (hierna respectievelijk: [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ) en [betrokkene 5] . De informanten werken in teams onder supervisie van een supervisor. De supervisor van [eiseres] was de heer [betrokkene 6] (hierna: [betrokkene 6] ).
2.3.
Kort nadat [eiseres] haar werkzaamheden bij de Belastingdienst aanving, is voor haar op haar verzoek vanwege persoonlijke omstandigheden (een betere balans werk-privé) een tijdelijke uitzondering gemaakt op de te werken uren. De tijdelijke uitzondering betreft het inroosteren van (maximaal) drie dagen voor de periode van 27 augustus 2018 tot 1 maart 2019. Het contract van [eiseres] is niet aangepast omdat zij ter compensatie haar flexibiliteit heeft verhoogd en ook op de vrijdag beschikbaar was om ingeroosterd te worden. Daarvoor was [eiseres] niet beschikbaar op vrijdag.
2.4.
Hierna is afgesproken dat [eiseres] per 1 juni 2019 maximaal 24 uur per week verdeeld over drie dagen zal worden ingezet.
2.5.
Vervolgens zijn YC en [eiseres] overeengekomen dat zij een vast aantal van 16 uur per week zal werken, met de mogelijkheid om de vrijdag te blokkeren om ingezet te worden.
2.6.
[eiseres] en YC hebben op 30 januari 2020 een arbeidsovereenkomst bepaalde tijd fase B gesloten. In deze arbeidsovereenkomst wordt de inzet van [eiseres] bij de Belastingtelefoon voortgezet voor de periode van 3 februari 2020 tot 15 november 2020. De overeengekomen arbeidsduur bedraagt 16 uur per week.
2.7.
Begin juli 2020 heeft de Belastingdienst 68 vacatures voor functie van medewerker BelastingTelefoon Eindhoven, [functie] (hierna: [functie] ) bij de Belastingdienst, directie KI&S opengesteld. [eiseres] heeft hierop op 6 juli 2020 gesolliciteerd. Op 9 juli 2020 volgde er aanvullende communicatie met betrekking tot de werving van C-informanten, waarin onder meer is opgenomen:
“Kandidaten die al minimaal 1 jaar werkervaring hebben bij de BelastingTelefoon hebben al laten zien dat zij geschikt zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden behorende bij de functie. Dit betekent dat, behoudens uitzonderingen, over het algemeen voor deze kandidaten geen voorselectie of assessment plaatsvindt. Ook is er voor hen geen selectiegesprek. (…)”
De vacaturetekst is later aangepast. Er is toen een minimum aantal te werken uren van 20 uur per week in de vacature opgenomen.
2.8.
Op 13 juli 2020 heeft [betrokkene 6] een e-mail gestuurd aan [betrokkene 7] , met cc aan [eiseres] en aan [betrokkene 1] :
“Het liefst wil [eiseres] haar 16 uur behouden, aangezien dit een goede balans op levert tussen werk en prive. Echter als dit een reden vormt voor geen vaste aanstelling, dan wil zij toch graag meegenomen worden in deze ronde en kiest zij ervoor over te gaan naar 20 uur per week.
Ik zou je derhalve willen vragen om haar huidige 16 uur niet als belemmering te zien en haar mee te nemen in deze ronde.”
2.9.
Op 14 juli 2020 heeft [betrokkene 6] een e-mail gestuurd aan de medewerkers ‘van zijn zaal’ waarin hij heeft medegedeeld dat hij, in goed overleg met [betrokkene 1] , heeft besloten om de Belastingdienst per 11 september 2020 te verlaten.
2.10.
[eiseres] heeft op 21 juli 2020 om 8.29 uur een e-mail gestuurd naar [betrokkene 2] , die vanuit het managementteam contactpersoon was voor de selectieprocedure:
“Naar aanleiding van ons telefoongesprek gisteren middag […] We hebben gesproken over
mijn afwijzing omdat ik niet voldoe aan de gestelde diploma eisen”.
Bij deze e-mail heeft [eiseres] informatie over haar diploma’s gevoegd.
2.11.
Op dezelfde dag heeft [betrokkene 2] op deze e-mail gereageerd:
“Ik heb inmiddels contact gehad met de kwalificatiecommissie en zij geven aan dat er een
verschil zit in het associate of vakorganisatie erkent diploma of volledig MBO diploma. (…)
Betekent dat je dus op basis daarvan niet meegenomen mag worden in de procedure voor de
vacature informant C. Ik wil je nog wel vragen om mij je diploma’s te mailen (…) omdat ik
deze nog graag wil laten checken voor wat betreft het niveau. (…)”
2.12.
Vervolgens heeft [betrokkene 2] aan [betrokkene 6] gevraagd of hij met [eiseres] een
aanvraag wil doen voor diplomawaardering bij DUO.
2.13.
Op 27 juli 2020 laat [eiseres] aan [betrokkene 2] weten dat herwaardering van haar
diploma’s helaas niet mogelijk is.
2.14.
Op 29 juli 2020 heeft [betrokkene 3] mondeling aan [betrokkene 6] medegedeeld dat het diploma van [eiseres] is goedgekeurd en dat zij meegaat in de procedure voor een vaste aanstelling bij de Belastingdienst. [betrokkene 6] heeft hierover als volgt verklaard:
“Ik heb vervolgens aan de heer [betrokkene 3] gevraagd of er nog belemmeringen zijn voor het
geven van een vast contract. De heer [betrokkene 3] antwoordt hierop: nee. Ik heb vervolgens
aan de heer [betrokkene 3] gevraagd wie [eiseres] gaat informeren. De heer [betrokkene 3] geeft aan
dat ik, [betrokkene 6] , dit kan doen. De heer [betrokkene 3] heeft hierbij letterlijk benoemd: ik zou
haar gelijk bellen om haar te feliciteren.”
2.15.
Op 29 juli 2020 heeft de volgende WhatsApp-conversatie tussen [betrokkene 6] en [eiseres] plaatsgevonden:
14.42
uur [betrokkene 6] :
“[…] en [betrokkene 2] gesproken. PROFICIAT!!!! Diploma is goedgekeurd!”
14:44 uur [eiseres] :
“[…] Weet jij ook per wanneer ik dan in dienst kom of nog niet”
[betrokkene 6] :
“Ik verwacht dat dit voor jou per 1 dec zal zijn, maar wacht nog op bevestiging. (…)”
2.16.
[betrokkene 6] heeft voorts aan [eiseres] en haar collega’s een e-mail gestuurd op 29 juli
2020 om 14.48 uur:
“Hoi allen,
Goed nieuws! Het was een zware bevalling met lichte complicaties….: )
Maar voor ons team zijn alle contractperikelen over! Ik verwacht hier in ook geen rare
zaken meer.
Dit houdt in dat ik met veel plezier de volgende mensen kunnen feliciteren met de te komen
vaste aanstelling: [eiseres] […]”
2.17.
Op 4 augustus 2020 heeft [betrokkene 6] een e-mail aan [eiseres] en twee andere collega’s
gestuurd:
“Jullie zijn meegenomen in de derde ronde. Dit houdt in dat je per 01-12-2020 een vaste aanstelling krijgt. De gesprekken voor de derde ronde vinden plaats eind augustus/begin september.
Jullie ontvangen op korte termijn hier de uitnodigingen voor. Ik verwacht uiterlijk over twee weken. […]”
2.18.
Vervolgens heeft [betrokkene 6] op 18 augustus 2020 zijn medewerkers per e-mail als volgt bericht:
“Ik dacht oprecht dat binnen ons team alle contractperikelen tot een goed einde is gebracht, echter ik verneem nu dat een aantal contracten on hold zijn geplaatst.
Degenen die dit betreffen zal ik apart informeren. (…)”
2.19.
Op 24 augustus 2020 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] , [betrokkene 4] , [betrokkene 8] ( [functie] ) en [betrokkene 9] ( [functie] ). Aanleiding voor dat gesprek was het aantal contracturen van [eiseres] . In de notulen van dat gesprek is
vermeld:
“[…] Er is geen vertrouwen in jouw duurzame inzetbaarheid en flexibiliteit op het moment dat je structureel meer uren moet gaan werken. De Belastingdienst KI&S heeft daarom besloten dat je jouw contract mag uitwerken tot aan 15-11-2020. Daarna loopt je contract van rechtswege af en zal het niet worden verlengd.”
2.20.
[eiseres] heeft de Belastingdienst in kort geding gedagvaard en, bij wege van voorlopige voorziening, (kort samengevat) veroordeling van de Belastingdienst gevorderd om aan [eiseres] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van [functie] voor 20 uur per week aan te bieden en haar weer toe te laten tot de werkzaamheden op de locatie Eindhoven vanaf 1 december 2020, op straffe van een dwangsom. De kantonrechter heeft in haar vonnis van 4 december 2020 met zaaknummer 8788881 RL EXPL 20-17489 de vorderingen van [eiseres] afgewezen omdat deze zich niet voor behandeling in kort geding leenden.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
[eiseres] vordert veroordeling van de Belastingdienst bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. om aan [eiseres] een schriftelijke arbeidsovereenkomst in de functie van [functie] aan te bieden voor 20 uur per week per 1 december 2020 voor onbepaalde tijd op basis van de bij gedaagde geldende arbeidsvoorwaarden ingevolge de Cao Rijk in deze functie, onder betaling van het daarbij behorende loon en emolumenten en onder het verstrekken van deugdelijke loonstroken;
II. tot het toelaten van [eiseres] tot de werkzaamheden in de hiervoor genoemde functie in Eindhoven vanaf 1 december 2020, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum;
III. tot het voldoen van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan waarop de Belastingdienst in gebreke blijft integraal aan deze veroordelingen onder I en/of II te voldoen;
IV. in de kosten van deze procedure, vermeerderd met nakosten en de wettelijke rente wanneer niet tijdig betaald wordt.
3.2.
[eiseres] legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het navolgende ten grondslag. [eiseres] heeft er vanwege de diverse uitlatingen van [betrokkene 6] gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat zij in aanmerking kwam voor de functie van [functie] . Zij voldeed aan het urencriterium. [eiseres] mag de Belastingdienst aan de toezegging houden, ook omdat er op geen enkel moment enig voorbehoud is gemaakt. [eiseres] heeft zich bereid en beschikbaar getoond om vanaf 1 december 2020 werkzaamheden te verrichten maar is niet opgeroepen of toegelaten tot haar werkzaamheden.

4.Verweer

4.1.
De Belastingdienst heeft, kort samengevat, als verweer aangevoerd dat [eiseres] niet voldeed aan de gestelde harde functie-eis, te weten de minimale beschikbaarheid van 20 uur per week. De Belastingdienst heeft geen vertrouwen in een duurzame inzetbaarheid van [eiseres] voor 20 uur per week gelet op de ervaringen met [eiseres] over de periode waarin zij als uitzendkracht werkzaam is geweest bij de BelastingTelefoon. Door [eiseres] is vanaf het moment dat zij werkzaam was voor de Belastingdienst gevraagd om een uitzondering op het minimaal aantal te werken uren en dagen en de daarmee samenhangende flexibiliteit. [eiseres] had niet mogen vertrouwen op de mededelingen van [betrokkene 6] omdat pas na het doorlopen van de gehele procedure, na het arbeidsvoorwaardengesprek en overleggen VOG-verklaring, sprake is van een vast dienstverband. Ook had het voor [eiseres] duidelijk moeten zijn dat [betrokkene 6] , op basis van het mandaatbesluit van de Belastingdienst 2020, publicatie Staatscourant 12 mei 2020, niet bevoegd was tot het aanbieden van een dienstverband. Dat mandaatbesluit is ook te raadplegen op het intranet van de Belastingdienst.

5.Beoordeling

5.1.
De selectieprocedure tot benoeming van [functie] hield voor kandidaten (zoals [eiseres] ) die al meer dan een jaar bij de BelastingTelefoon werkten niet meer in dan:
- een check of zij in het algemeen voldeden. Dit werd nagevraagd bij de supervisors in de week van 13 juli 2020 (zie de verklaring van [betrokkene 3] die als bijlage 17 bij de dagvaarding is gevoegd);
- een check of zij aan de formele vereisten voor benoeming voldeden (o.a. of zij de vereiste diploma’s hadden);
- en ten slotte een arbeidsvoorwaardengesprek.
Aan de eerste check voldeed [eiseres] . Haar supervisor was immers tevreden over haar functioneren.
5.2.
Aanvankelijk was in de vacature niet opgenomen dat het vereist was om minimaal 20 uur per week te werken. Niet in geschil is dat die eis in de vacature is opgenomen nádat [eiseres] op deze vacature heeft gesolliciteerd. [betrokkene 6] heeft als supervisor van [eiseres] intern vragen gesteld over deze uren-eis (zoals bijvoorbeeld in zijn mail aan [betrokkene 7] – met cc aan [betrokkene 1] – op 13 juli 2020), omdat [eiseres] op dat moment 16 uur per week werkte. Uit het dossier blijkt niet dat toen direct aan [betrokkene 6] dan wel [eiseres] is medegedeeld dat de uren-eis een zodanig harde eis was dat daar niet van kon worden afgeweken en de sollicitatie van [eiseres] bijgevolg niet in behandeling kon worden genomen. Dat had wel voor de hand gelegen als die 20 uur een zodanig harde eis was voor de Belastingdienst, juist nu de Belastingdienst tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht dat dat “echt een ding is” bij de Belastingtelefoon. Uit de e-mail van [eiseres] aan [betrokkene 2] van 21 juli 2020 volgt juist dat (slechts) ter discussie stond of het diploma van [eiseres] wel voldeed. Bovendien was namens [eiseres] te kennen gegeven dat zij bereid was 20 uur per week te gaan werken, zodat zij in zoverre aan de gestelde ureneis voldeed.
5.3.
[betrokkene 3] heeft vervolgens op 29 juli 2020 mondeling aan [betrokkene 6] medegedeeld dat het diploma voldeed. Weliswaar heeft [betrokkene 3] in zijn verklaring (productie 17 bij dagvaarding) geschreven dat hij niet heeft gezegd dat een vaste aanstelling van [eiseres] een feit zou zijn, maar volgens [betrokkene 6] (productie 18 bij dagvaarding) heeft [betrokkene 3] daarbij wel gezegd dat er nu geen belemmeringen meer zouden zijn. Wat daar ook van zij, het gesprek tussen [betrokkene 6] en [betrokkene 3] heeft [betrokkene 6] kennelijk aanleiding gegeven om een WhatsApp-bericht aan [eiseres] te sturen om haar te feliciteren omdat haar diploma is goedgekeurd. Vervolgens heeft [betrokkene 6] per e-mail van 29 juli 2020 ook de rest van het team geïnformeerd dat alle “contractperikelen” over zijn. Dat [betrokkene 6] dit zou doen als daar nog enige twijfel over zou bestaan of als [betrokkene 3] hier tegenover hem nog enig voorbehoud bij zou hebben gemaakt, ligt naar het oordeel van de kantonrechter niet voor de hand. In ieder geval heeft de Belastingdienst niets gesteld waaruit zou kunnen volgen dat [eiseres] had moeten vermoeden dat [betrokkene 6] iets anders aan haar zou zeggen dan hij van [betrokkene 3] had gehoord. Uit de berichten van [betrokkene 6] blijkt juist dat hij steeds in overleg is geweest met zijn meerderen en naar aanleiding van die gesprekken [eiseres] heeft bericht (zie bijvoorbeeld ook onder 2.15). Dat was voor [eiseres] kenbaar. [eiseres] mocht dus aannemen dat wat [betrokkene 6] haar berichtte, door hem was nagevraagd bij het managementteam. Het verweer van de Belastingdienst dat het [eiseres] op grond van het mandaatbesluit duidelijk had moeten zijn dat [betrokkene 6] niet bevoegd was om een vast dienstverband aan haar aan te bieden wordt door de kantonrechter verworpen. [eiseres] ging er immers niet van uit dat [betrokkene 6] haar een dienstverband aanbood, maar dat hij aan haar doorgaf wat het managementteam daarover besloten had. Vervolgens heeft [betrokkene 6] na navragen bij zijn meerderen op 4 augustus 2020 aan [eiseres] (en twee andere collega’s) bericht dat zij per 1 december 2020 een vaste aanstelling krijgt.
5.4.
De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat bij [eiseres] het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat zij een vaste aanstelling zou krijgen per 1 december 2020. Het managementteam heeft de communicatie met [eiseres] overgelaten aan haar leidinggevende. [eiseres] mocht in de gegeven omstandigheden afgaan op de mededelingen die zij van haar leidinggevende kreeg. Pas op 24 augustus 2020 is door een lid van het managementteam zelf met [eiseres] gesproken over haar contracturen. [eiseres] kan ook niet worden tegengeworpen dat het voor haar duidelijk was dan wel duidelijk had moeten zijn dat pas na het doorlopen van de gehele procedure (na het arbeidsvoorwaardengesprek en het overleggen van een VOG-verklaring) sprake had kunnen zijn van een vast dienstverband. Daarbij speelt mee dat [eiseres] goed functioneerde. Het arbeidsvoorwaardengesprek en het overleggen van een VOG-verklaring zouden daarom nog slechts een formaliteit zijn. Dat kan in uitzonderlijke gevallen anders zijn, maar de belastingdienst heeft in dit geval geen feiten of omstandigheden genoemd waaruit zou kunnen volgen dat het arbeidsvoorwaardengesprek in het geval van [eiseres] meer dan een formaliteit zou zijn.
5.5.
Op grond van het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat de Belastingdienst in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld door [eiseres] geen vast dienstverband aan te bieden. De kantonrechter zal de Belastingdienst daarom veroordelen om [eiseres] alsnog een schriftelijke arbeidsovereenkomst in de functie van [functie] aan te bieden voor 20 uur per week voor onbepaalde tijd. [eiseres] heeft gevorderd dat per 1 december 2020 te doen. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling onweersproken toegelicht dat zij via een tijdelijk contract werkzaamheden heeft verricht tot 15 augustus 2021. Zij heeft tot die tijd dus inkomen genoten. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om de vordering toe te wijzen vanaf 16 augustus 2021. Dat de Belastingdienst [eiseres] vanaf dat moment niet in de gelegenheid heeft gesteld haar werkzaamheden te verrichten, ontslaat haar uiteraard niet van haar loonbetalingsverplichting.
5.6.
In samenhang met het voorgaande zal de kantonrechter de Belastingdienst tevens veroordelen om [eiseres] toe te laten tot haar werkzaamheden. De kantonrechter ziet aanleiding om daar een termijn van acht dagen aan te verbinden. De Belastingdienst heeft weliswaar aangevoerd dat zij zes weken de tijd nodig heeft om een en ander te regelen, maar de kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling reeds als voorlopig oordeel gegeven dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden toegewezen. De Belastingdienst heeft naar het oordeel van de kantonrechter daarom voldoende tijd gehad om de praktische zaken rondom de indiensttreding van [eiseres] te regelen.
5.7.
De dwangsom zal worden toegewezen tot een bedrag van € 500,00 per dag en gemaximeerd tot een bedrag van € 10.000,00.
5.8.
De Belastingdienst zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

6.Beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de Belastingdienst om aan [eiseres] een schriftelijke arbeidsovereenkomst in de functie van [functie] aan te bieden voor 20 uur per week per 16 augustus 2021 voor onbepaalde tijd op basis van de bij de Belastingdienst geldende arbeidsvoorwaarden ingevolge de Cao Rijk in deze functie, onder betaling van het daarbij behorende loon en emolumenten en onder het verstrekken van deugdelijke loonstroken;
6.2.
veroordeelt de Belastingdienst tot het toelaten van [eiseres] tot de werkzaamheden in de hiervoor genoemde functie in Eindhoven vanaf acht dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt de Belastingdienst tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 10.000,00 waarop de Belastingdienst in gebreke blijft integraal aan de veroordelingen onder 6.1 en/of 6.2 te voldoen;
6.4.
veroordeelt de Belastingdienst in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 686,83 waarvan € 498,00 als het aan de gemachtigde van [eiseres] toekomende salaris;
6.5.
veroordeelt de Belastingdienst tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover [eiseres] daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag der voldoening, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening;
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. I.D. Bellaart en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2021.