Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het verzoekschrift, ingekomen bij Team kanton van deze rechtbank op 10 januari 2020, met producties 1 tot en met 10;
- de beschikking van 13 februari 2020 van de kantonrechter van deze rechtbank (zittingsplaats Leiden), waarbij de zaak, in de stand waarin zij zich op dat moment bevond, is verwezen naar Team handel van deze rechtbank;
- het aanvullend verzoekschrift, ingekomen op 17 april 2020;
- het verweerschrift, met producties 1 tot en met 12, ingekomen op 14 mei 2020;
- de brief van 5 oktober 2020 van de zijde van het LUMC, met als bijlage de volledige versie van productie 10 bij het verweerschrift.
- [verzoekster] in persoon, vergezeld van haar echtgenoot en bijgestaan door mr. Bocxe voornoemd;
- namens het LUMC: mevrouw [de gynaecoloog 1] (gynaecoloog), de heer [de plastisch chirurg 1] (plastisch chirurg) en mevrouw mr. [de jurist] (jurist medische zaken bij het LUMC), bijgestaan door mr. Nunes voornoemd.
2.De feiten
“18/5 jl. mammareconstructie ondergaan, Goed gegaan. Ziet erg goed uit. Wil OK graag in juli. Aangegeven dat het evt kan vanaf 18/7. Diverse vragen beantwoord.”. Op 14 juli 2017 heeft [verzoekster] de polikliniek gynaecologie van het LUMC gebeld met de vraag of de toestand van de rechterborst – waarbij sprake was van een rood litteken – een probleem voor de aanstaande endeldarmoperatie vormde. Op advies van dr. [de gynaecoloog 1] heeft [verzoekster] overleg gepleegd met de plastisch chirurg van het [Ziekenhuis A]. Tijdens dit overleg zijn er geen bezwaren tegen het uitvoeren van de endeldarmoperatie geuit. Een verpleegkundige plastische chirurgie heeft uitgelegd dat het kan dat het litteken rood wordt, zoals [verzoekster] meldde, en heeft geadviseerd het soepel te houden. De endeldarmoperatie is uitgevoerd door gynaecoloog dr. [de gynaecoloog 2] in samenwerking met chirurg drs. [de chirurg]. Bij de wakkere briefing voorafgaand aan de operatie is geen roodheid van het litteken op de borst (meer) geconstateerd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
iedergesprek tussen de hulpverlener en de patiënt in het medisch dossier wordt vermeld. Gelet hierop en nu [verzoekster] voor het overige onvoldoende feitelijk heeft toegelicht waarom, gelet op hetgeen overigens is vastgelegd ten aanzien van het verloop van de behandeling tijdens en direct na de endeldarmoperatie, sprake is geweest van gebrekkige dossiervorming, gaat de rechtbank aan dit betoog voorbij. De enkele omstandigheid dat [verzoekster] stelt dat zij al op de dag na de operatie aan een bloeding heeft gedacht en dit ook tegen AIOS [de plastisch chirurg 2] heeft gezegd, evenals het volgens AIOS [de plastisch chirurg 2] geuite vermoeden dat [verzoekster] zich kan hebben gestoten, waarvan aantekeningen in het patiëntendossier ontbreken, maakt dit niet anders (zie ook hierna achter 4.12).