Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis in incident van 12 mei 2021 en de daarin genoemde stukken (hierna: ‘het tussenvonnis’), waarin partijen is gevraagd zich uit te laten over de in 2.7 en 2.9 genoemde punten (toepasselijkheid Alimentatieverordening en spoorwissel en verwijzing naar Team Familie);
- de akte uitlaten van de vrouw;
- de akte uitlaten van de man, met producties 3 tot en met 7.
2.De feiten in het incident
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] , Washington (Verenigde Staten), (hierna: ‘ [minderjarige 1] ’) en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , Californië (Verenigde Staten) (hierna: ‘ [minderjarige 2] ’).
temporary agreementgesloten (hierna: ‘Overeenkomst 1’). In Overeenkomst 1 is onder meer opgenomen dat de man een bedrag van € 6.000 zal voldoen voor levensonderhoud in de maanden oktober en november. Ook is een afspraak opgenomen over de betaling van een bedrag van € 3.300 aan schoolgeld voor de kinderen.
crossborder mediation.Deze mediation heeft op 28 mei 2020 opnieuw tot een door beide partijen ondertekende overeenkomst geleid (hierna: ‘Overeenkomst 2’). In Overeenkomst 2 hebben partijen onder meer afspraken gemaakt over:
these matters have been resolved by the courts in the Netherlands”
.
3.De vordering in de hoofdzaak
primairdat de man alle schoolkosten van de kinderen (een bedrag van € 11.988,53) moet betalen. De man heeft het inkomen en is gehouden om de vrouw en de kinderen te onderhouden, en de schoolkosten van de kinderen te betalen. De man heeft in eerste instantie de bedragen overgemaakt op een (Nederlandse) bankrekening op zijn naam. Van deze rekening werden ook de woonlasten voldaan. Het restant was onvoldoende om alle kosten van levensonderhoud (inclusief de schoolkosten) te voldoen. Vanaf maart 2020 geldt dat ook de alimentatie onvoldoende was voor de schoolkosten. Deze zitten ook niet in de bijdrage verdisconteerd.
4.De beoordeling in het incident
toepasselijkheid Alimentatieverordening
alleonderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit familiebetrekkingen, bloedverwantschap, huwelijk of aanverwantschap binnen de werkingssfeer van de Alimentatieverordening te laten vallen.
In de lidstaten zijn op het gebied van onderhoudsverplichtingen bevoegd:
a) het gerecht van de plaats waar de verweerder zijn gewone verblijfplaats heeft, of
The parents agree that the main place of residence of [minderjarige 1] and [minderjarige 2] is in the United States of America from july 2020 with their mother in [plaats 1] , now residing in The Hague”
). Toen de dagvaarding werd betekend, had de vrouw ook al daadwerkelijk een woning in [plaats 1] gehuurd.
crossborder mediation, terwijl de hoogte van de schoolkosten die het onderwerp van geschil vormen vaststaat (het gaat om schoolkosten uit het verleden, die grotendeels al zijn betaald). Ook in zoverre is de verknochtheid van het geschil met Nederland gering. Bovendien wordt al vanaf juli 2019 een echtscheidingsprocedure in [plaats 2] gevoerd, terwijl ook alle gegevens over het inkomen van de onderhoudsplichtige (de man) zich in de Verenigde Staten bevinden. Ten slotte geldt dat beide partijen thans woonachtig zijn in de Verenigde Staten en niet is gesteld of gebleken dat de man zich in de nabije toekomst weer in de Europese Unie zal gaan vestigen. De man heeft er in dat verband op gewezen dat het voeren van een procedure bij deze rechtbank weinig efficiënt is, omdat de vrouw alsnog een extra procedure zal moeten starten om een uitspraak van deze rechtbank in de Verenigde Staten ten uitvoer te leggen.
Indien geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van de artikelen 3, 4, 5 en 6 bevoegd is, kunnen de gerechten van een lidstaat in uitzonderingsgevallen kennis nemen van een geschil indien in een derde staat waarmee het geschil nauw verbonden is, redelijkerwijs geen procedure aanhangig kan worden gemaakt of gevoerd, of een procedure daar onmogelijk blijkt. Het geschil moet voldoende nauw verbonden zijn met de lidstaat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt.”
motion to dismiss,productie 39 van de vrouw), maar de vrouw heeft niet onderbouwd dat het onmogelijk is om de hier ingestelde vorderingen (verzoeken) alsnog in de echtscheidingsprocedure – of in een andere procedure – in de Verenigde Staten in te dienen, als deze rechtbank zich onbevoegd verklaart om daarvan kennis te nemen. Ook overigens heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat het feitelijk en juridisch onmogelijk is om deze verzoeken in de (echtscheidings)procedure in de Verenigde Staten mee te nemen. De vrouw beschikt kennelijk in de echtscheidingsprocedure over een advocaat, terwijl de onderhavige vorderingen grotendeels steunen op afspraken die partijen zelf in (Engelstalige) onderlinge overeenkomsten hebben gemaakt. Niet valt in te zien waarom de rechter in de Verenigde Staten daarover niet zou kunnen oordelen.