ECLI:NL:RBDHA:2021:1164
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.M. van Duren, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de asielaanvraag niet in behandeling had genomen. Dit besluit was genomen op 11 december 2020, met als reden dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker.
Tijdens de zitting op 13 januari 2021, waar ook de behandeling van een gerelateerde zaak (NL20.21385) plaatsvond, heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening is gebaseerd op de uitspraak die op dezelfde dag is gedaan in de andere zaak.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.