ECLI:NL:RBDHA:2021:11637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.12530
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag Nigeriaan afgewezen, beroep gegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De eiser, die de Nigeriaanse nationaliteit heeft, had in 2019 een asielaanvraag ingediend, maar deze was niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de aanvraag. Na een eerdere afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning, diende de eiser op 22 juli 2021 een opvolgende asielaanvraag in, waarin hij stelde dat hij bedreigd werd door de familie van zijn overleden vriendin. De staatssecretaris achtte de verklaringen van de eiser niet geloofwaardig en wees de aanvraag af op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de gevolgen van het gedrag van de eiser voor de familie van zijn overleden vriendin en dat de afwijzing van de asielaanvraag niet deugde. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de eiser, met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12530

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 september 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.K. Umar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum]. Op
5 februari 2019 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van
9 april 2019 heeft verweerder eisers aanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië
verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eisers beroep tegen dit besluit is ongegrond verklaard bij uitspraak van 28 mei 2019. [1] Het hoger beroep tegen deze uitspraak is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 9 juli 2019 kennelijk ongegrond verklaard. [2]
2.
Op 7 augustus 2019 is eisers aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor het doel ‘humanitair tijdelijk’ ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder afgewezen bij het besluit van 14 augustus 2019. Eisers beroep tegen dit besluit is ongegrond verklaard bij uitspraak van deze rechtbank van 20 februari 2020. [3] Het hoger beroep tegen deze uitspraak is door de Afdeling op 24 juni 2020 [4] ongegrond verklaard.
3. Eiser heeft op 22 juli 2021 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij gezocht wordt door de familie van zijn vriendin [naam3] , die overleed bij de geboorte van hun kind. Zij is op 16-jarige leeftijd ongehuwd zwanger geworden van eiser en heeft daardoor haar familie te schande gemaakt. Omdat eiser zich bedreigd voelde door de familie is hij lid geworden van de sekte [naam2], waardoor hij problemen ondervindt van rivaliserende sekten. Eiser is gevlucht met hulp van een reisagent omdat hij vreest te worden vermoord.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Verweerder acht echter niet geloofwaardig dat eiser problemen ondervindt van de zijde van de familie van zijn overleden vriendin. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij verantwoordelijk werd gehouden voor de dood van zijn vriendin. Zo verklaart eiser dat zijn vriendin door complicaties bij de geboorte van hun zoon is overleden. Nu het overlijden van zijn vriendin niet door toedoen van eiser is gebeurd en hij op geen enkele wijze de toedracht van de bedreiging door de familie nader heeft onderbouwd, valt niet in te zien waarom eiser verantwoordelijk werd gehouden voor haar dood. Daarbij komt dat het door eiser overgelegde politierapport na onderzoek door Bureau Documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is bevonden en de overlijdensakte niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Dit doet ernstige afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser over zijn overleden vriendin en de problemen die daaruit zouden zijn voortgevloeid. Ook heeft eiser ongerijmd verklaard over de wijze waarop en wanneer haar broers hem zouden hebben bedreigd. Hij zou daarom niet naar de begrafenis van zijn vriendin zijn gegaan, maar anderzijds stelt hij dat hij pas twee jaar daarna ernstig werd mishandeld door haar broers. Verder stelt eiser dat hij later meerdere keren terug is gegaan naar zijn dorp, maar het is niet aannemelijk dat eiser terugkeert naar een gebied waar hij stelt met de dood bedreigd te worden. Het gestelde lidmaatschap van de SVC en de daardoor ontstane problemen met rivaliserende sektes acht verweerder eveneens ongeloofwaardig. Eiser heeft geen documenten of indicatief bewijs overgelegd ter onderbouwing van het lidmaatschap noch kon hij antwoord geven op vragen over het doel of missie van de [naam2]. Verder heeft eiser verklaard dat de reisagent zijn reis gesponsord zou hebben omdat hij wist van de problemen van eiser. Nu verweerder die problemen ongeloofwaardig acht, zijn de problemen met de reisagent ook ongeloofwaardig. Het is evenmin aannemelijk dat eiser te vrezen heeft voor vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade.
5. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte de bedreiging en mishandeling door de broers van zijn overleden vriendin niet geloofwaardig acht. De broers dreigden immers hem te vermoorden en bij en na de begrafenis van zijn vriendin [naam3] zijn daardoor problemen ontstaan. Eiser heeft daarom de begrafenis niet bijgewoond en is verhuisd naar een andere stad. Twee jaar later werd eiser tijdens een bezoek aan zijn moeder door hen mishandeld. Eiser wijst met betrekking tot de door hem overgelegde overlijdensakte erop dat niet overal in Nigeria op dezelfde wijze overlijdensaktes worden opgemaakt en afgegeven, zodat niet zonder meer gesteld kan worden dat het document niet bevoegd is opgemaakt. Voorts was eiser genoodzaakt om lid te worden van de [naam2] omdat hij merkte dat de broers van zijn overleden vriendin zich bij een sekte hadden aangesloten en eiser daarom bescherming behoefde. Eiser ondervindt ook problemen van de reisagent. Hij is slachtoffer geworden van mensensmokkel en heeft de schuld aan de reisagent maar gedeeltelijk afbetaald, waardoor ook deze hem zoekt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6.
Anders dan verweerder acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat eiser bedreigd werd door de familie van zijn overleden vriendin en verantwoordelijk werd gehouden voor haar dood. Uit de verklaringen van eiser [5] komt naar voren dat zijn vriendin [naam3] op 16-jarige leeftijd zwanger van hem is geraakt, dat zij niet gehuwd waren en eiser geen bruidsgeld voor haar had betaald. Eisers vriendin is vervolgens door haar ouders het huis uit gezet omdat zij haar familie daardoor te schande had gemaakt. Daarop is zij bij eiser ingetrokken. De rechtbank leidt hieruit af dat de ouders van [naam3] ernstig tegen de relatie gekant waren. Verder blijkt uit eisers verklaringen [6] dat de vriendin vanwege haar jeugdige leeftijd een keizersnede moest ondergaan, waarbij complicaties ontstonden. Bij gebrek aan specialistische hulp is de vriendin als gevolg daarvan overleden. De ouders en broers van eiseres zijn derhalve niet alleen geconfronteerd met een door hen niet gewenste zwangerschap, die schade berokkende aan hun sociale positie, maar zij hebben hun dochter en zus ook nog als gevolg van die zwangerschap verloren. Dat de familie van [naam3] eiser vijandig gezind is komt de rechtbank aannemelijk voor nu eiser de gangbare normen en waarden in zijn sociale omgeving met betrekking tot het aangaan van een relatie en het stichten van een gezin met voeten heeft getreden en op een niet respectvolle wijze met de familie van zijn vriendin is omgegaan.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit geen stand kan houden omdat verweerder de gevolgen van het gedrag van eiser voor de familie van [naam3] en hun zeer slechte onderlinge verstandhouding in onvoldoende mate heeft meegewogen in zijn besluitvorming. Het bestreden besluit is in zoverre ondeugdelijk gemotiveerd.
7. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de overige beroepsgronden.
8. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens schending van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
9. Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.496,- bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om een nieuw besluit op eisers aanvraag te nemen met
inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 1.496,-
(veertienhonderdzesennegentig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.NL19.8394
2.201904303/1/V3
3.AWB 19/8168
4.202001 900/1/V2
5.Nader gehoor van 19 oktober 2020, pagina 4
6.Idem