ECLI:NL:RBDHA:2021:1162
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 10 december 2020, hield in dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag.
Tijdens de zitting op 13 januari 2021, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.M. van Duren en een tolk, A. Madu, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak, onder zaaknummer NL20.21236, al een beslissing genomen op het beroep van verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.