ECLI:NL:RBDHA:2021:11612
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van verantwoordelijkheid Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A. Kurt-Gecoglu, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 3 september 2021, hield in dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 1 oktober 2021, waarbij verzoeker niet aanwezig was. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. R.A.P.M. van der Zanden. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL21.14208, behandeld, waarin de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan. In die zaak werd het beroep van verzoeker ongegrond verklaard.
Op basis van de uitspraak in de andere zaak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. S.C. Spruijt, en is gepubliceerd op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.