ECLI:NL:RBDHA:2021:11586

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
09/170985-21 en 09/852122-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afdreiging en online handelsfraude via sociale media

Op 25 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afdreiging en online handelsfraude. De verdachte, geboren in Den Haag en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het in vereniging plegen van afdreiging en het maken van een gewoonte van online handelsfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte via sociale media, zoals Facebook en Marktplaats, goederen te koop aanbood, maar deze nooit daadwerkelijk leverde na ontvangst van betaling. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het dreigen met openbaarmaking van naaktfoto's van slachtoffers om hen te dwingen geldbedragen te betalen. De rechtbank heeft op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht om een bedrag van €350,00 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/170985-21 en 09/852122-19 (tul)
Datum uitspraak: 25 oktober 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te Den Haag,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 11 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Empelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. E.J.W. Schuijlenburg naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 februari 2020 tot en met 24
februari 2020 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door dreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen en/of dulden, te weten tot afgifte van een geldbedrag, (meermalen) die [slachtoffer 1] en/of diens echtegenote via Chatgirl en/of Messenger en/of via (Whats App-)berichten heeft laten weten dat hij (een of meer) naaktfoto('s) van die [slachtoffer 1] openbaar zou maken en/of dat hij openbaar zou maken dat die [slachtoffer 1] pedofiel zou zijn als die [slachtoffer 1] niet tot betaling zou overgaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 februari 2020 tot en met 15
februari 2020, te Zoetermeer en/of Wassenaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door dreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [slachtoffer 2] heeft gedwongen iets te doen en/of te dulden, te weten tot afgifte van 900,= euro, althans een geldbedrag, door die [slachtoffer 2] via Badoo en/of (Whats App-)berichten te laten weten dat hij (een of meer) naaktfoto('s) van die [slachtoffer 2] openbaar zou maken en/of aan de werkgever van die [slachtoffer 2] zou toesturen en/of openbaar zou maken dat die [slachtoffer 2] een pedofiel zou zijn en/of een bezoek aan de woning van die [slachtoffer 2] in Wassenaar zou brengen, als die [slachtoffer 2] hem/hen genoemd geldbedrag niet zou betalen;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juli 2019 tot en met 14 januari 2021 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen en/of het verlenen van diensten tegen betaling, met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren door
- in of omstreeks genoemde periode te Zoetermeer, althans in Nederland op het platform
Facebook en/of Marktplaats een advertentie voor goederen, te weten Makita accu’s en/of
(onderdelen van) Zip scooter en/of Lego en/of Lego Technics, voor een koopprijs te plaatsen, op welke advertentie
- [benadeelde 1] en/of
- [benadeelde 2] en/of
- [benadeelde 3] en/of
- [benadeelde 4] en/of
- [benadeelde 5] en/of
- [benadeelde 6] en/of
- [benadeelde 7] en/of
- [benadeelde 8]
(telkens) hebben gereageerd en (via overboeking en/of Tikkie) de prijs voor het aangeboden goed hebben betaald, zonder dat het goed daadwerkelijk is geleverd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juli 2019 tot en met 14 januari 2021 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
- [benadeelde 1] tot afgifte van 185,= euro;
- [benadeelde 2] tot afgifte van 25,= euro;
- [benadeelde 3] tot afgifte van 30,= euro;
- [benadeelde 4] tot afgifte van 36,93 euro;
- [benadeelde 5] tot afgifte van 66,75 euro;
- [benadeelde 6] tot afgifte van 91,= euro;
- [benadeelde 7] tot afgifte van 90,= euro;
- [benadeelde 8] tot afgifte van 91,= euro;
door:
- via Facebook en/of Marktplaats goederen aan te bieden tegen betaling (via overboeking en/of Tikkie) en zonder (volledige) levering en/of
- zich daarbij voor te doen als bonafide verkoper en/of
- kopers (herhaaldelijk) te verzekeren en/of toe te zeggen na betaling het goed te zullen verzenden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juli 2019 tot en met 14 januari 2021 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk geldbedrag verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich hadden te weten na overboeking en/of betaling via Tikkie voor een aankoop/verkoop via Facebook en/of Marktplaats, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat zij heeft gevorderd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen ten aanzien van feit 3.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met daarbij de opmerking dat de verdachte hierin een kleine rol had.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Wat feit 2 betreft, stelt zij vast dat de opsteller van de tenlastelegging de pleegperiode heeft beperkt van 12 tot en met 15 februari 2020, terwijl sommige ten laste gelegde afdreigingsmiddelen volgens de aangifte daarbuiten vallen. De rechtbank beperkt de weergave van de redengevende feiten en omstandigheden hier dan ook tot die periode.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de processen-verbaal met het nummer [PL nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Zoetermeer – Leidschendam/Voorburg, met bijlagen, met de volgende (deels dezelfde) paginanummers: proces-verbaal (p. 1 t/m 580), aanvullend proces-verbaal (p. 94 t/m 119), het proces-verbaal vervolg (p. 473 t/m 512) en proces-verbaal slot (p. 512 t/m 514).
Ten aanzien van feit 1:
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 oktober 2021, voor zover inhoudende:
[betrokkene 1] kwam met het idee om ons op chatsites voor te doen als meisjes, om zo geld te verdienen. Ik heb accounts aangemaakt op chatsites. Ik heb mij voorgedaan als meisje en met mannen gepraat. Ik heb vervolgens het telefoonnummer van [betrokkene 1] gegeven, zodat hij met de mannen kon praten op WhatsApp. Ik wist dat [betrokkene 1] met hen praatte en hen geld afnam. Wij hebben het geld onderling verdeeld. U zegt mij dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in [naam 1] haar telefoon is opgeslagen als ‘Liefje’ en u vraagt mij wie dat is. Dat ben ik, denk ik.
2.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , opgemaakt op 25 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 150):
Op 21 februari 2020 uur heb ik mij aangemeld bij een chatsite Chatgirl. Op genoemde tijd en datum ben ik in contact gekomen met een dame die zich [naam 2] noemt, 24 jaar oud is en uit Zoetermeer komt. Na een korte tijd hebben we besloten om telefoonnummers uit te wisselen om via de WhatsApp verder te chatten. Het nummer wat [naam 2] gebruikte is [telefoonnummer 1] . Tijdens het chatten heb ik 1 foto van [naam 2] ontvangen en ik heb 2 foto's van mezelf gestuurd. De foto's die ik van mezelf heb gestuurd omschrijf ik als volgt: 1 foto is een foto van mij gewoon gekleed in een restaurant, de tweede gestuurde foto is van mijn geslachtsdeel. Op zaterdag 22 februari omstreeks 17.45 uur kreeg ik een WhatsApp bericht van [naam 2] binnen op mijn telefoon. De conversatie die hierop volgde staat hieronder.
[naam 2] : "Hey" kun je alvast honderdvijftig euro (150,00) aan mij overmaken", bij dit
bericht zat een link voor een tikkie om dit te voldoen.
Ik: "sorry schat maar vind dit voor nu echt ff teveel. En zeker niet via een tikkie. Was hier al bang voor".
[naam 2] : "50 euro goed schat xx".
Ik: Voor 50 vind ik het goed, maar wel cash als je hier bent".
[naam 2] : "Kan je nu alvast betalen".
Ik: Nee, moet discreet blijven.
[naam 2] : Vraag ik het wel aan je vrouw xx [naam 3] ".
Ik: "Wat??"
[naam 2] : "Vraag het wel aan haar".
Ik: "Nee!!"
Hierna volgen een aantal links voor het betalen via een tikkie. Op al deze tikkies heb ik niet gereageerd. [naam 2] stuurde mij wederom een bericht omdat ik niet had betaald. In het bericht stond: ik wil voor 18.45. Paysafe kaart 2x 100 euro, kies maar. De berichten van [naam 2] bleven binnenkomen. Ook de foto's van die ik heb gestuurd naar [naam 2] kreeg ik toegestuurd, hier stond de tekst bij: "Je vrouw zou je Dick wel herkennen". Hierna werd ik benaderd door een voor mij onbekend telefoonnummer, dit nummer is [telefoonnummer 2] . Via dit nummer werd een foto gestuurd van een berichtje gericht aan mijn vrouw via Messenger. In dit bericht staat: Weet je wat je man allemaal doet". Dit bericht is naar later blijkt nooit verstuurd naar mijn vrouw. Opnieuw werd ik door een voor mij onbekend telefoonnummer benaderd, dit nummer is [telefoonnummer 3] . Ik kreeg via dit telefoonnummer een eerder door mij gestuurde foto toegestuurd. Het betreft de foto van mij in het restaurant. Deze foto was bewerkt met de woorden: "Pas op pedofiel actief in Maassluis [slachtoffer 1] . Werkzaam op verschillende chatsites". Wederom werd ik door een voor mij onbekend telefoonnummer benaderd, dit nummer is [telefoonnummer 4] . Ik kreeg een foto van mijn vrouw toegestuurd vanaf dit nummer, naast deze foto ook de volgende tekst: "Kies maar kkr pedo maak je leven kapot je kan blokkeren maak relatie kapot je heb een kind. Pedofiel. Zal heel je familie berichten. Je moeder [naam 4] heb ij een bericht gestuurd. Pedofiel".
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgemaakt op 28 juli 2020, voor zover inhoudende (p. 159-166):
Op 17 juni 2020 deed ik onderzoek in de gegevens van de mobiele telefoon van
verdachte [medeverdachte] . In de contacten zag ik een contact met de naam "Liefje" met het telefoonnummer: [telefoonnummer 1] . Uit later onderzoek in de WhatsApp gesprekken is gebleken dat dit telefoonnummer is van [verdachte] .
WhatsApp gesprekken met [verdachte] [telefoonnummer 1] .
22 februari 2020:
[naam 6] : "Dit is toch de zelfde man. Of ben u gek"
[naam 6] : Stuurt twee foto's van aangever [slachtoffer 1] , één in een restaurant (foto 10) en van
aangever [slachtoffer 1] met zijn dochter (foto 13).
Van [verdachte] : "Jaa"
[naam 6] : "Heb ze Facebook. Hij is getrouwd. Dus betalen zal die. Sws heb foto alles."
[naam 6] : Stuurt een foto van aangever [slachtoffer 1] (foto 11) waarop de tekst is gezet dat hij
een pedofiel is.
[naam 6] : Stuurt een foto van de vrouw van aangever [slachtoffer 1] .
[naam 6] : "Die man wil paar sex bellen"
Van [verdachte] : "En hij betaalt zeker niet"
[naam 6] : "Doet ineens raar. Zeg toch zijn rukker die alleen willen rukken"
Ten aanzien van feit 2:
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 oktober 2021, voor zover inhoudende:
[betrokkene 1] kwam met het idee om ons op chatsites voor te doen als meisjes, om zo geld te verdienen. Ik heb accounts aangemaakt op chatsites. Ik heb mij voorgedaan als vrouw en met mannen gepraat. Ik heb vervolgens het telefoonnummer van [betrokkene 1] gegeven, zodat hij met de mannen kon praten op WhatsApp. Ik wist dat [betrokkene 1] met hen praatte en dat de mannen geld overmaakten. Wij hebben het geld onderling verdeeld. U zegt mij dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in [naam 1] haar telefoon is opgeslagen als ‘Liefje’ en u vraagt mij wie dat is. Dat ben ik, denk ik.
2.
Het proces-verbaal van aangifte door E.P. [slachtoffer 2] , met bijlagen, opgemaakt op 20 februari 2020, voor zover inhoudende (p. 379):
Vorige week, 12 februari 2020, had ik afgesproken met een meisje dat ik had leren kennen via een dating app. Deze datingapp heet Badoo het meisje noemde zichzelf [naam 8] op de app. Ik weet alleen haar telefoonnummer, [telefoonnummer 2] . [naam 8] vroeg om mijn WhatsApp, tot dan toe hadden wij contact via Baboo. Ze vroeg mij die avond of ik een foto van mezelf wilde sturen. Toen vroeg ze mij om een pikantere foto, ze wilde een naaktfoto, zodat ze helemaal zeker wist wie ik was. Ik heb toen een foto van mezelf gemaakt zonder kleding aan, hier staat ook mijn hoofd op. Ze zei dat ze mijn foto openbaar ging maken als ik niet 50,- euro over zou maken. Ze zei toen ook dat ze 50,- euro die ik eerder had gestuurd niet had ontvangen en of ik het nog een keer wilde sturen. De dag erna, zaterdag 15 februari 2020, omstreeks 15:00 uur, stuurde [naam 8] mij een berichtje. Dat ik haar moest betalen om de foto te verwijderen. Ik heb haar toen 100,- euro betaald. Toen ik dat had gedaan zei ze dat die 100,- alleen voor de gegevens was en dat ik nog eens 100,- moest betalen om de foto te verwijderen. Ik heb het geld overgemaakt.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgemaakt op 3 maart 2020, voor zover inhoudende (p. 431):
Ik zag dat er in totaal 750,- euro is overgeschreven via ABN AMRO, door middel van
een Tikkie. Ik zag er op drie verschillende bankrekeningnummers via Tikkie de volgende bedragen is gestort:
- [rekeningnummer 6] , 1 afschrijving op 13 februari 2020 met een totaalbedrag van
50,- euro
- [rekeningnummer 7] , 2 afschrijvingen op 14 februari 2020 met een totaalbedrag van 100,- euro
- [rekeningnummer 7] , [de rechtbank begrijpt: 1 afschrijving van € 200 op 15 februari 2020].
4.
Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte Van [medeverdachte] , opgemaakt op 9 juli 2021, voor zover inhoudende (p. 482):
[naam 6] en [betrokkene 1] waren meestal dagelijks bij elkaar.
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 28 juni 2021, voor zover inhoudende (p. 145-146):
V- De tweede en derde aangifte werd gedaan door dezelfde persoon. De modus operandi was gelijk aan de eerste aangifte. Mensen doen zich voor als een meisje, troggelen naaktfoto’s af en dreigen de foto’s openbaar te maken als er niet betaald wordt. Wat kun je hierover verklaren?
A- Ja dat was [betrokkene 1] zijn werkwijze. Ik was er geen voorstander van. Ik wist er wel van en iedereen verdiende eraan. Als er iemand bedreigd moest worden dan deed [betrokkene 1] het meestal.
V-ook hier werd de aangever benaderd door het telefoonnummer van [naam 1] . Wat kun je
daar over verklaren?
A- Zoals ik net zei. We waren bij elkaar. We deden het samen. Iedereen wist ervan.
Iedereen in Oosterheem deed het en verdiende er geld mee.
V- Wie zijn de heer [betrokkene 3] en mevrouw [betrokkene 4] ?
A- [betrokkene 3] is mijn vader en [betrokkene 4] is mijn moeder.
V- Maar er is ook geld gestort naar je vader en moeder?
A- Omdat ik niet wilde delen met de jongens en dan hielden we het zelf.
Ten aanzien van feit 3 primair:
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , met bijlagen, opgemaakt op 7 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 505-506):
Op 5 januari 2021 omstreeks 18:30 uur zag ik een advertentie op Facebook in de groep 'Marketplace'. Er werden accu's door een verkoper genaamd ' [naam 6] ' aangeboden van het merk Makita. [naam 6] gaf mij het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . Hij stuurde mij een betaallink. Ik heb het bedrag van 185 euro meteen overgemaakt naar:
T.N.V.: [naam 6]
IBAN: [rekeningnummer 4]
Datum + tijd: 05-01-2021 18:53
Tot op heden heb ik niets meer vernomen van [naam 6] .
2.
Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 4] , opgemaakt op 3 december 2020, voor zover inhoudende (p. 565-566):
Via Marketplace van Facebook een advertentie voor Makita accu gevonden, via Messenger contact gehad en afgesproken dat de verkoper de accu zou opsturen voor afgesproken bedrag van 36,95. Betaalverzoek ontvangen en betaald. Bericht gestuurd
dat geld is overgemaakt en vraag gesteld of met track en trace verstuur zou worden. Antwoord was ja. Verzocht om track en trace code. Bericht is gelezen, maar daarna is verkoper niet meer te bereiken.
Accountnaam andere partij: [naam 6]
Bankrekeningnummer andere partij: [rekeningnummer 5]
Naam rekeninghouder andere partij: [verdachte]
Wat is het bedrag of de waarde van de betaling?: 36,95
Datum betaling: 19-11-2020.
3.
Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] , opgemaakt op 21 december 2020, voor zover inhoudende (p. 568-569):
Ik heb via Marketplace op Facebook een Bugatti Chiron gekocht voor 60 EUR + 6.75 EUR verzendkosten bij [naam 6] vb. Toen heeft hij een tikkie gestuurd. Dat was ook al apart het rekeningnummer was van een vrouw [naam 1] . Ik vroeg daarnaar. En bleek van een gezamenlijke rekening te zijn. Dus zo maakte ik 66.75 EUR over. En heb nog geprobeerd om het geld terug te vragen via een betaalverzoek, maar was al geblokkeerd.
Product(en):
BUGATTI CHIRON LEGO AUTO
Merk: BUGATTI CHIRON
Type: LEGO TECHNIEK
Accountnaam andere partij: Vb [naam 6]
Bankrekeningnummer andere partij: [rekeningnummer 3]
Naam rekeninghouder andere partij: [naam 1]
Wat is het bedrag of de waarde van de betaling?: 66,75
Datum betaling: 17-12-2020
4.
Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6] , opgemaakt op 28 december 2020, voor zover inhoudende (p. 572-573):
Ik heb naar mijn weten een Legoset besteld, betaald en vervolgens een neppakket gekregen.
Product(en):
LEGO TECHNIC 42100
Waar bent u opgelicht?: Facebook
Verkoper
Voornamen: [naam 6]
Achternaam: [naam 6]
Plaatsnaam: ZOETERMEER
Bankrekeningnummer andere partij: [rekeningnummer 4]
Naam rekeninghouder andere partij: [naam 6]
Wat is het bedrag of de waarde van de betaling?: 91,00
Datum betaling: 20-12-2020
5.
Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 9] , opgemaakt op 13 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 575-576):
Ik heb 90 euro betaald voor een product dat niet geleverd is door de verkoper. De verkoop ging via Facebook Marketplace. [verdachte] is de naam van zijn bankgegevens en zijn Facebookaccount gaf hij [naam 6] .
Product(en): LEGO TECHNIC LIEBHERR
Hij stuurde zijn bankaccount. [rekeningnummer 3] .
Datum betaling: 30-12-2020
6.
Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 8] , opgemaakt op 14 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 578):
Op facebook market zagen we een lego auto te koop staan. De auto moest 85 euro kosten en versturen 6 euro. Ik had de verkoper gecontact op 20-12-20. Op 20-12-20 heb ik via een linkje wat [naam 6] vb stuurde, 91 euro overgemaakt . Op 21-12-20 vraag ik om de track and trace en [naam 6] zou dat naar me toe sturen. De volgende dag nog niks ontvangen dus ik contact hem nog maar eens om de track and trace. Nu geen reactie meer van [naam 6] en het Messenger account van hem lijkt mij te hebben geblokkeerd. B [naam 6] met account [rekeningnummer 3] is het waar ik het geld naar heb over gemaakt.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 518):
[benadeelde 1] verklaarde dat hij via Facebook tien (10) Makita accu's had gekocht bij een persoon die zich uitgaf als [naam 6] . Bij onderzoek van het door de verkoper gebruikte Facebookaccount bleek deze de nickname [naam 6] Vb ( [naam 7] ) te hebben. De inhoud bleek gedeeltelijk afgeschermd echter een aantal foto's waren openbaar. Op twee foto's waren de voor mij ambtshalve bekende [verdachte] zichtbaar.
Bij landelijke bevraging van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] in de voor mij beschikbare politiesystemen, bleek het volgende;
- Het telefoonnummer [telefoonnummer 5] meerdere malen in de politiesystemen geregistreerd
was bij de naam [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te 's-Gravenhage
- In het verdachte verhoor van 26 augustus 2020 werd door [verdachte] aangegeven
dat het telefoonnummer [telefoonnummer 5] bij hem in gebruik is.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 mei 2021, voor zover inhoudende (p. 535):
Uit deze vordering bleek dat de verdachte de volgende bankrekeningen in zijn bezit
heeft of heeft gehad:
ING-bank: [rekeningnummer 3] .
Rabobank: [rekeningnummer 1] .
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op een onbekende datum, voor zover inhoudende (p. 117, behorend bij dossiernummer [PL nummer 2] ):
Naar aanleiding van de afgelegde verklaring van [verdachte] waarin hij stelt dat
hij geen beschikking heeft over een bankrekening is er nader onderzoek verricht. Middels een vordering 126nd zijn de bestel- en aflevergegevens gevorderd van
Bol.com. Dit betreffen de bestellingen die zichtbaar zijn op de bankrekeningnummers
[rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 1] van [verdachte] . Op zondag 25 juli 2021 ontving ik de gevorderde gegevens van Bol.com. Ik zag dat de bestellingen gedaan zijn via het IP adres [IP adres] . Op het IP adres [IP adres] is er een CIOT bevraging gedaan teneinde de tenaamstelling te achterhalen. IPnummerV4 : [IP adres] betreft aangeboden te worden via de Ziggo middels de kabel op de [adres] , [adres] . Ik zag dat als afleveradres van Bol.com het navolgende adres staat vermeld: [adres] , [adres] . Het adres [adres] , [adres] betreft het GBA adres van de verdachte [verdachte] en [naam 1] .
3.4.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich op chatsites voordeed als een meisje en gesprekken heeft gevoerd met mannen. Vervolgens gaf hij het nummer van [betrokkene 1] , zodat die [betrokkene 1] de gesprekken kon voortzetten via WhatsApp. De verdachte heeft bij de rechter-commissaris en op de terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat [betrokkene 1] gedreigd heeft naaktfoto’s openbaar te maken als de mannen geen geldbedragen overmaakten.
De rechtbank oordeelt als volgt. In het geval van aangever [slachtoffer 1] wordt deze verklaring van de verdachte weersproken door de bewijsmiddelen. Het dossier bevat namelijk een gesprek tussen de verdachte -onder de naam ‘Liefje’ - en zijn vriendin [naam 1] , waarin de verdachte zegt dat aangever [slachtoffer 1] getrouwd is en dat hij dus zal betalen. Vervolgens stuurt de verdachte een bewerkte foto van aangever [slachtoffer 1] naar [naam 1] , met de tekst dat hij een pedofiel is. Het kan dus niet anders dan dat de verdachte wist van deze afdreiging. Wat betreft aangever [slachtoffer 2] vindt de rechtbank het ongeloofwaardig dat de verdachte niet van de afdreiging op de hoogte was. [naam 1] heeft namelijk bij de politie verklaard dat de verdachte en [betrokkene 1] meestal elke dag samen waren. Daarnaast heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij wel wist dat [betrokkene 1] de mannen liet betalen, door te dreigen om een naaktfoto openbaar te maken. Op vragen van de rechtbank ter terechtzitting heeft de verdachte niet goed kunnen uitleggen waarom hij op een later moment, namelijk bij de rechter-commissaris en op de terechtzitting, ontkent van de afdreigingen te weten. Verder laten de redengevende feiten en omstandigheden geen andere conclusie toe dan dat de verdachte in een bewuste en nauwe samenwerking met [betrokkene 1] en anderen mensen via Whatsapp afdreigde.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. Zij spreekt de verdachte echter vrij van enkele van de bij feit 2 ten laste gelegde afdreigingsmiddelen (te weten de passage “aan de werkgever van die [slachtoffer 2] zou toesturen en/of openbaar zou maken dat die [slachtoffer 2] een pedofiel zou zijn en/of een bezoek aan de woning van die [slachtoffer 2] in Wassenaar zou brengen”), alleen al omdat deze volgens de aangifte van [slachtoffer 2] van na de ten laste gelegde periode dateren. Dit brengt ook mee dat de rechtbank slechts tot een bewezenverklaring van € 350,- kan komen en niet, zoals de officier van justitie heeft gedaan, van de ten laste gelegde € 900,-.
Ten aanzien van feit 3
Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt de verdachte partieel vrij ten aanzien van de aangevers [benadeelde 2] en [benadeelde 3] . In dit geval werd geen advertentie geplaatst op Facebook, maar op Marktplaats. Uit het dossier blijkt niet dat het Marktplaatsaccount gekoppeld kan worden aan de verdachte, dit in tegenstelling tot het Facebookaccount. Daarnaast hebben deze aangevers het geld overgemaakt naar een SNS-bankrekening. Uit onderzoek blijkt niet dat de verdachte deze bankrekening heeft gebruikt voor bijvoorbeeld aankopen via bol.com, wat wel het geval is bij de ING-rekening en de Rabobankrekening. Nu onvoldoende verband bestaat tussen de aangiften van [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en de verdachte wordt de verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken. Bovendien valt de aangifte van [benadeelde 2] buiten de ten laste gelegde periode, nu hij heeft verklaard dat hij op 21 juli 2019 geld heeft overgemaakt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voor het ten laste gelegde medeplegen onvoldoende bewijs is. De rechtbank spreekt de verdachte hiervan vrij.
Bankrekeningnummers op naam van verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist van de bankrekeningen op zijn naam. Hij was benaderd door [betrokkene 2] om te investeren in Bitcoin. Hij heeft hiervoor zijn ID-kaart opgestuurd naar een vriend van [betrokkene 2] , genaamd [naam 5] . De verdachte heeft verklaard dat [naam 5] misschien op zijn naam bankrekeningen heeft geopend.
De rechtbank oordeelt als volgt. De verklaring van de verdachte wordt weersproken door de bewijsmiddelen. De politie heeft onderzoek gedaan naar de bankrekeningen [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] , op naam van de verdachte. Uit onderzoek volgt dat met deze bankrekeningen bestellingen zijn gedaan bij Bol.com. Deze bestellingen zijn gedaan met een IP-adres dat is gekoppeld aan de [adres] Als afleveradres van Bol.com staat dit adres vermeld. Dit is het BRP-adres van de verdachte. Op basis hiervan kan het niet anders dan dat de wel degelijk wist van de bankrekeningen en hier ook de beschikking over had.
De rechtbank concludeert dat verschillende personen op Facebook hebben betaald voor goederen die niet zijn geleverd. Deze feiten volgen elkaar niet slechts toevallig op, maar laten zien dat de verdachte de neiging heeft gehad om telkens weer zo’n feit te begaan. Daarmee is sprake van een gewoonte van online handelsfraude en is het onder 3 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 20 februari 2020 tot en met 24 februari 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door dreiging met smaadschrift en openbaring van een geheim, [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, te weten tot afgifte van een geldbedrag, meermalen die via Messenger en via (Whats App-)berichten heeft laten weten dat hij
en/of zijn mededaderseen naaktfoto van die [slachtoffer 1] openbaar zou
(den)maken en dat hij
en/of zijn mededadersopenbaar zou
(den)maken dat die [slachtoffer 1] pedofiel zou zijn als die [slachtoffer 1] niet tot betaling zou overgaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in de periode van 12 februari 2020 tot en met 15 februari 2020, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door dreiging met smaadschrift, [slachtoffer 2] heeft gedwongen iets te doen, te weten tot afgifte van
350,= euro, door die [slachtoffer 2] via Badoo en (Whats App-)berichten te laten weten dat hij
en/of zijn mededaderseen naaktfoto van die [slachtoffer 2] openbaar zou
(den)maken, als die [slachtoffer 2] hem/hen genoemd geldbedrag niet zou betalen;
3
hij op tijdstippen in de periode van
19 november 2020tot en met
5januari 2021, in Nederland, een gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen, met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren door
- in of omstreeks genoemde periode in Nederland op het platform Facebook een advertentie voor goederen, te weten Makita accu’s en Lego, voor een koopprijs te plaatsen, op welke advertentie
- [benadeelde 1] en
- [benadeelde 4] en
- [benadeelde 5] en
- [benadeelde 6] en
- [benadeelde 9] en
- [benadeelde 8]
telkens hebben gereageerd en via overboeking de prijs voor het aangeboden goed hebben betaald, zonder dat het goed daadwerkelijk is geleverd.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten en omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, verbod op kansspelen en dagbesteding.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om het onvoorwaardelijke deel van een op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijk strafdeel en de hierboven bedoelde bijzondere voorwaarden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich in vereniging schuldig gemaakt aan een afdreiging en een poging tot afdreiging. Hij en zijn mededaders hebben zich op chatsites voorgedaan als een vrouw en toen mannen ertoe bewogen om naaktfoto’s van zichzelf te sturen. Nadat de mannen deze seksueel getinte afbeeldingen hadden gestuurd, hebben de verdachte en zijn mededaders gedreigd de afbeeldingen openbaar te maken als zij geen geldbedragen naar hen overmaakten. Een van de slachtoffers is overgegaan tot betaling. De impact van de afdreigingen op de levens van de slachtoffers is enorm geweest. Lange tijd hebben zij gevreesd dat hun afbeelding ooit ergens zou opduiken. De daders hebben de slachtoffers misleid en bedreigd en gevoelens van schaamte en angst uitgebuit voor eigen gewin. Dat het in een geval ‘slechts’ bij een poging is gebleven, is niet aan de verdachte te danken.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het maken van een gewoonte van online handelsfraude, door op Facebook goederen te koop aan te bieden, welke goederen hij – na ontvangst van de betaling van de kopers – niet opstuurde. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het door die personen in hem gestelde vertrouwen met als doel eigen financieel gewin. Door de handelswijze van verdachte zijn meerdere slachtoffers financieel gedupeerd.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 5 oktober 2021. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten en voorts nog in een proeftijd liep.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 7 oktober 2021. Hierin staat dat sprake is van problematiek en dat de verdachte al jaren begeleiding krijgt op verschillende gebieden. De huidige ten laste gelegde feiten lijken voort te komen uit het feit dat de verdachte regelmatig gokt, wat hij zich financieel gezien niet kan permitteren. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, verbod op kansspelen (met inzicht geven in financiën en gegevensdragers) en dagbesteding.
Strafmaat
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij acht een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden.
De rechtbank zal een deel van die straf, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden. Zij vindt een groter voorwaardelijk deel dan de officier van justitie heeft geëist passender en dus geboden, om de verdachte er nu echt van te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een op de toekomst gerichte oplossing wordt gevonden voor zijn problematiek.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van – een ter terechtzitting aangepast bedrag van – € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met de wettelijke rente hierover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering
De vordering is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 bewezen verklaarde feit. De rechtbank kan echter niet anders dan enkel € 350,00 toewijzen, nu de overige betalingen door de benadeelde partij buiten de ten laste gelegde periode vallen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 februari 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 350,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 februari 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald.
De rechtbank bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 7 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
De rechtbank bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 7 september 2021 gevorderd dat de bij parketnummer 09/852122-19 door de politierechter van de rechtbank Den Haag op 8 juli 2020 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 79 dagen, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat 49 dagen gevangenisstraf wordt tenuitvoergelegd, nu de verdachte eerder reeds 30 dagen van de voorwaardelijk opgelegde straf heeft uitgezeten.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de gevorderde ten uitvoer te leggen gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 7 september 2021, zoals gewijzigd ter terechtzitting, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en hij zich dus niet aan een algemene voorwaarde heeft gehouden. De rechtbank wijst de vordering toe voor tenuitvoerlegging van 49 dagen gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 318 en 326e van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:poging tot medeplegen van afdreiging;
ten aanzien van feit 2:medeplegen van afdreiging;
ten aanzien van feit 3 primair:een gewoonte maken van het aanbieden van goederen of diensten, waarbij gebruik wordt gemaakt van het internet, zonder de intentie om die goederen of diensten daadwerkelijk (en volledig) te leveren;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich na invrijheidsstelling binnen drie werkdagen meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Bezuidenhoutseweg 179, Den Haag en zich gedurende de proeftijd blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Ipse de Bruggen, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde mee te werken aan diagnostiek en zich te laten behandelen en begeleiden;
- gedurende de proeftijd niet deelneemt aan kansspelen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod aan de reclassering inzicht te geven in zijn financiën en zijn gegevensdragers;
- meewerkt aan een traject gericht op het vinden van een constructieve dagbesteding;
geeft opdracht aan Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] deels toe tot een bedrag van € 350,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 februari 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 350,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 februari 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald,ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 7 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf;
gelast de tenuitvoerlegging van het restant van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 8 juli 2020, gewezen onder parketnummer 09/852122-19, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 49 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. J.A. van Steen, rechter,
mr. N. van der Meij, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Otter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2021.