ECLI:NL:RBDHA:2021:11562

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.13810
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag op basis van eerdere afwijzing en medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Liberiaanse vrouw geboren in 1961, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard op 27 augustus 2021. Eiseres had eerder een verblijfsvergunning vanwege medische behandeling, maar deze was in 2020 afgewezen. Eiseres stelde dat zij ernstige medische klachten had en dat terugkeer naar Liberia zou leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden al eerder waren beoordeeld en dat er geen nieuwe relevante feiten waren aangedragen.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht de aanvraag niet-ontvankelijk had verklaard, omdat eiseres niet aan haar terugkeerverplichting had voldaan. De rechtbank wees ook de stelling van eiseres over het inreisverbod af, omdat zij niet binnen de gestelde termijn Nederland had verlaten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter P.M. de Keuning, in aanwezigheid van griffier N.J.P. Deventer. Eiseres kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13810

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. A. Hanna),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 27 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 23 september 2021. Van de zijde van eiseres is voorafgaand aan de zitting het bericht ontvangen dat niemand zal verschijnen. Verweerder heeft vervolgens schriftelijk gereageerd op de gronden en daarna ook desgevraagd toestemming gegeven het onderzoek zonder zitting te sluiten. Het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Liberiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1961.
2. In de periode van 13 maart 2017 tot 13 maart 2018 was eiseres in het bezit van een verblijfsvergunning vanwege een medische behandeling. De aanvraag voor verlenging hiervan is afgewezen op 5 juni 2020. In die procedure is geoordeeld dat bij het uitblijven van behandeling een medische noodsituatie binnen drie maanden wordt verwacht, maar dat noodzakelijke medische behandeling in Liberia aanwezig en voor eiseres toegankelijk is. Het hoger beroep daartegen is ongegrond verklaard op 1 juli 2021 (202103057/1/V3).
3. Bij beschikking van 27 augustus 2021 heeft verweerder de onderhavige, opvolgende, asielaanvraag van eiseres niet ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw [1] .
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartegen aan dat de aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres heeft ernstige medische klachten waarvoor zij in Nederland behandeling krijgt. Daarnaast loopt eiseres risico op schending van artikel 3 van het EVRM [2] wanneer zij moet terugkeren naar Liberia. Tot slot stelt eiseres dat een nieuw terugkeerbesluit had dienen uit te vaardigen..
5. De rechtbank stelt vast dat de door eiseres aangevoerde medische omstandigheden al zijn beoordeeld in de onder 2 bedoelde procedure. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres geen nieuwe - rechtens relevante - feiten en omstandigheden aan haar opvolgende aanvraag ten grondslag heeft gelegd. De stelling van eiseres dat zij bij terugkeer een risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM volgt de rechtbank evenmin nu dit een niet onderbouwde stelling is.
6. Wat betreft de stelling van eiseres dat haar ten onrechte een inreisverbod is opgelegd overweegt de rechtbank als volgt. Bij het onder 2 genoemde besluit van 5 juni 2020 is eiseres een termijn van vier weken gegund om aan haar terugkeerverplichting te voldoen. Daaraan is niet voldaan. Daarom heeft verweerder bij het bestreden besluit, nu eiseres Nederland niet zelf binnen de daarvoor geldende termijn heeft verlaten, terecht een inreisverbod uitgevaardigd op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.
7. Geconcludeerd wordt dat verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren en dat het beroep ongegrond is.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid vanmr. N.J.P. Deventer, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden