ECLI:NL:RBDHA:2021:11534

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/974
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet wegens onvoldoende medische zorg in Afghanistan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een Afghaanse vrouw geboren in 1947, tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw). De aanvraag was afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor uitstel van vertrek. Eiseres had een medische noodsituatie, maar de rechtbank oordeelde dat zij in staat was om te reizen en dat de benodigde medische zorg in Afghanistan beschikbaar was. Eiseres had aangevoerd dat de zorg voor haar zo gebrekkig toegankelijk was dat dit een schending van artikel 3 van het EVRM zou opleveren. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de zorg niet toegankelijk was. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM bestond en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank benadrukte dat eiseres niet had aangetoond dat zij niet over de middelen beschikte om de noodzakelijke zorg te bekostigen of dat zij geen sociaal netwerk in Afghanistan had waar zij op kon terugvallen. De uitspraak werd gedaan door rechter J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier N.J.P. Deventer.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/974

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

Procesverloop

Bij besluit van 4 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) afgewezen.
Bij besluit van 6 februari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook is ter zitting de dochter van eiseres verschenen. Ook was er een tolk ter zitting aanwezig.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1947. Zij heeft de Afghaanse nationaliteit. Eiseres heeft op 13 november 2017 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor uitstel van vertrek. [1] Uit het BMA-advies van 30 november 2020 blijkt dat er een medische noodsituatie op de korte termijn wordt verwacht bij het uitblijven van een behandeling. Eiseres krijgt insuline en heeft problemen op het gebeid van hart en bloedvaten. Eiseres wordt evenwel in staat geacht te kunnen reizen en de benodigde medische behandeling is voor haar in Afghanistan beschikbaar. Wel is er tijdens de reis enige medische voorziening noodzakelijk maar begeleiding door de dochter volstaat. Indien dat niet mogelijk is moet eiseres begeleid worden door een verpleegkundige. Direct na de reis moet zij worden overgedragen aan een mantelzorger. Daarom is er geen sprake van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM. [2] Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het besluit. Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de zorg voor haar zo gebrekkig toegankelijk is dat er een schending met artikel 3 van het EVRM moet worden aangenomen. Eiseres is een weduwe en kan zich niet zomaar vestigen in Kabul. Daarnaast heeft eiseres een begin van bewijs geleverd over het ontbreken van mannelijke familieleden waardoor de bewijslast bij verweerder komt te liggen. Ook heeft verweerder ten onrechte betrokken dat de dochter in staat zou zijn de mantelzorg te verlenen terwijl zij dat in Nederland niet mag doen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De vraag die voorligt is of er een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM bestaat omdat de zorg voor eiseres feitelijk niet toegankelijk is.
5. Uit zowel het beleid [3] van verweerder als vaste rechtspraak [4] van de hoogste bestuursrechter volgt dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat zij op grond van haar slechte gezondheidstoestand een reëel risico loopt in de zin van artikel 3 van het EVRM. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierin niet geslaagd. Verweerder heeft terecht overwogen dat de door eiseres overgelegde stukken in deze procedure die zien op de situaties van weduwen, mannelijke begeleiding en de toegang tot zorg voor ontheemden te algemeen van aard is en geen inzicht geven in de individuele situatie van eiseres.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat de noodzakelijke medische zorg niet toegankelijk is voor eiseres. In dit kader heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij de kosten van de behandelingen en medicatie niet kan betalen. Eiseres heeft ook niet met stukken aangetoond dat zij niet over vermogen beschikt of dat er in het land van herkomst geen familie of sociaal netwerk is waar zij op terug kan vallen.
Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij zich niet in de omgeving van Kabul zou kunnen vestigen. De door eiseres in dit kader overgelegde informatie maakt dit niet anders nu ook deze van algemene aard is. De enkele stelling dat zij moet worden aangemerkt als ontheemde en geen contacten in Kabul heeft is dan ook onvoldoende om feitelijke ontoegankelijkheid aan te nemen. De verwijzing naar het arrest Paposhvili [5] van het EHRM [6] kan niet slagen nu dit eiseres niet ontslaat van de bewijslast om aan te tonen dat er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM.
Wat betreft de mantelzorg is de rechtbank met verweerder van oordeel dat ondanks dat er geen professionele zorg aan huis in Afghanistan aanwezig is uit het BMA-advies van 30 november 2020 blijkt dat mantelzorg volstaat. Uit ditzelfde advies blijkt dat de zorg die de dochter aan eiseres verleend in ieder geval deelaspecten van mantelzorg omvat die noodzakelijk zijn voor het welslagen van de medische behandeling. Dat de professionele zorg niet aanwezig is betekent niet dat de dochter van eiseres niet de zorg zou kunnen verlenen zoals zij dat nu al doet. Dat dit niet wenselijk zou zijn neemt niet weg dat niet is gebleken dat er geen mantelzorg aan eiseres zou kunnen worden verleend in Afghanistan.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank verweerder dat nu eiseres er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat de medische zorg voor haar niet toegankelijk is er geen sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen. De aanvraag tot uitstel van vertrek is op goede gronden afgewezen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.P. Deventer, Griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie paragraaf A3/7.1.3. van de Vreemdelingencirculaire (Vc)
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. (EVRM)
3.paragraaf A3/7.1.5 van de Vc
4.De uitspraak van de Afdeling van 10 juni 2020, (ECLI:NL:RVS:2020:352)
5.Arrest van het Hof van Justitie van 13 december 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD004173810
6.Europese Hof voor de Rechten van de Mens