Verzoeker heeft een tegenadvies van Copijn van 16 september 2021 overgelegd, waarin is geconcludeerd dat 16 van de 100 door Copijn onderzochte bomen kunnen worden behouden, te weten de bomen met nummers 14, 15, 24, 39, 42, 45, 143, 175, 176, 177, 184, 191, 199, 208, 210 en 22C. Verder kunnen volgens Copijn 23 bomen eventueel behouden blijven. Dit betreft de bomen met nummers 43, 44, 56, 73, 87, 110, 116, 117, 144, 160, 171, 172, 173, 174, 180, 185, 186, 194, 195, 204, 209, 226 en 77C. Copijn heeft verder geconstateerd dat 9 bomen die bij een eerdere inspectie nog aanwezig waren, niet meer zijn aangetroffen.
Volgens Copijn valt er iets te zeggen voor het sparen van een paar esdoorns die erg groot zijn, die daarmee een structuurdrager zijn van het huidige bos en die op plaatsen groeien waar ze andere soorten niet in de weg staan. Hierbij kan gedacht worden aan de bomen met nummers 56 en 77C.
Verder wordt in het advies van Copijn geconcludeerd dat tevens de meeste bomen van de soorten fijnspar, zilverspar, taxus, hulst en haagconifeer als fase 1 boom zijn aangemerkt omdat zij als exoot worden beschouwd. Aangezien die bomen geen invasief gedrag lijken te vertonen op het terrein, zijn die door Copijn aangemerkt als ‘Eventueel te behouden’, mits er geen boomtechnische redenen zijn voor vellen.