ECLI:NL:RBDHA:2021:11450

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
NL20.20936
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Malinese eiser met vrees voor jihadisten en Malinese autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Malinese eiser, die vreesde voor vervolging door jihadisten en het Malinese leger. De eiser, geboren in 1989, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank behandelde het beroep op 30 september 2021, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De eiser stelde dat hij bedreigd en gevangen was gehouden door jihadisten in Mali, omdat hij de bevolking had gewaarschuwd voor hun activiteiten. Hij beweerde te zijn ontsnapt en opnieuw bedreigd te zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de eiser over zijn ervaringen met de jihadisten niet geloofwaardig waren. De rechtbank vond de verklaringen vaag, summier en tegenstrijdig, en concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk door jihadisten was bedreigd of gevangen gehouden.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de vrees van de eiser voor het Malinese leger niet onderbouwd was. De rechtbank wees erop dat de eiser niet had aangetoond dat hij persoonlijk problemen had ondervonden met het leger en dat zijn verklaringen over de situatie in Mali te algemeen waren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. de Winter, in aanwezigheid van griffier mr. D.M. Biermann, en werd openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.20936

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Greve-Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: S.S.H. Orsel).

ProcesverloopBij besluit van 10 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2021 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt van Malinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1989. Aan zijn aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij is bedreigd en gevangen gehouden door jihadisten in Mali omdat eiser de bevolking heeft gewaarschuwd voor de jihadisten. Eiser stelt dat hij is ontsnapt uit zijn gevangenschap en dat hij daarna diverse keren is bedreigd via boodschappers van de jihadisten. Hierom kan eiser niet terugkeren naar Mali.
2. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De problemen van eiser met de jihadisten worden door verweerder niet geloofwaardig geacht omdat de verklaringen van eiser vaag, summier, vreemd en tegenstrijdig zijn. De gestelde vrees van eiser dat hij door het Malinese leger ervan wordt verdacht lid en sympathisant te zijn van de MNLA [1] wordt door verweerder eveneens niet geloofwaardig geacht omdat eiser deze vrees niet nader heeft onderbouwd en hij hierover tijdens zijn gehoren niet heeft verklaard.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
3. Eiser vindt dat zijn relaas aansluit bij hetgeen uit openbare bronnen volgt ten aanzien van de groeperingen in Mali die ontvoeren, martelen en moorden. [2] Eiser vindt dat hem onterecht wordt tegengeworpen dat hij tegenstrijdig verklaart over het kamp waar hij gevangen zat. Eiser vindt verder dat hij voldoende heeft onderbouwd dat de Malinese autoriteiten hem geen bescherming kunnen bieden waardoor hij niet om hulp heeft gevraagd. Volgens eiser heeft verweerder onvoldoende doorgevraagd over de ontsnapping uit het kamp met behulp van [A] , de vrees voor het leger en de positie van de Toearegs in Mali.
4. Verweerder heeft in zijn verweerschrift gemotiveerd op de beroepsgronden gereageerd.
5. Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Procesbelang
6. Verweerder heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat eiser geen procesbelang meer heeft omdat hij naar Duitsland zou zijn vertrokken om daar – kort nadat verweerder het bestreden besluit had genomen – asiel aan te vragen. De Dublinclaim van Duitsland is door verweerder afgewezen, zodat volgens verweerder nu Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Volgens verweerder blijkt uit deze gang van zaken dat eiser geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. De rechtbank gaat aan dit standpunt voorbij. Verweerder heeft zijn standpunt niet met stukken onderbouwd en de gemachtigde van eiser heeft kort voor de zitting schriftelijk laten weten dat zij op 28 september 2021 nog contact heeft gehad met eiser en dat hij prijs stelt op een uitspraak in beroep. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat eiser zijn beroep op internationale bescherming handhaaft. Eiser heeft procesbelang.
Zienswijze herhaald en ingelast
7. Voor zover eiser verzoekt om zijn zienswijze als letterlijk herhaald en ingelast te beschouwen, overweegt de rechtbank dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op hetgeen eiser in de zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de inhoud van de zienswijze niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Zorgvuldige besluitvorming
8. Voor zover eiser aanvoert dat onvoldoende is doorgevraagd tijdens het nader gehoor, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om zijn relaas aannemelijk te maken en zijn vluchtmotieven naar voren te brengen. Uit het rapport nader gehoor volgt dat eiser ’ruimschoots gelegenheid is geboden zijn vrije relaas naar voren te brengen. Vervolgens heeft verweerder op diverse onderdelen uit het relaas van eiser doorgevraagd. Daarbij is van belang dat verweerder niet wordt geacht door te vragen tot hij de antwoorden van eiser voldoende concreet en duidelijk genoeg acht. De rechtbank is van oordeel dat eiser door verweerder voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn gehele verhaal te doen tijdens het nader gehoor en dat verweerder voldoende heeft doorgevraagd.
Problemen met jihadisten
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de gestelde problemen van eiser met jihadisten niet geloofwaardig zijn nu hij hierover vage, summiere, vreemde en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Eiser heeft met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat hij is bedreigd en gevangengenomen door een groep jihadisten, waarna hij is ontsnapt en opnieuw bedreigd door dezelfde groep mensen.
9.1.
Verweerder heeft eiser mogen tegenwerpen dat zijn verklaringen met betrekking tot de bedreigingen en gevangenhouding door jihadisten niet met elkaar rijmen. Eiser heeft tegenstrijdig verklaard over de plek waar hij gevangen is gehouden. Eerst verklaart eiser dat hij in een kamer werd vastgehouden, maar vervolgens verklaart eiser dat hij gevangen werd gehouden op een open plek met een muur eromheen. Daarnaast verklaart eiser dat er geen gebouwen zouden zijn geweest in het kamp, maar enkel verhogingen voor de bewakers en tentjes gemaakt van dierenhuiden. [3] Die verklaringen over de inrichting en opbouw van het kamp en de plek waar hij gevangen werd gehouden, verhouden zich niet met elkaar. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de mogelijke vertalingsproblemen met de woorden ‘huis’ en ‘hutje’ voorgaande niet anders maakt, nu de beschrijving van het kamp in zijn geheel inconsistent is.
9.2.
Verweerder heeft verder in zijn beoordeling mogen betrekken dat de verklaringen van eiser over zijn ontsnapping met hulp van [A] uit het kamp summier en tegenstrijdig zijn. Zo weet eiser weinig te vertellen over [A] en hoe zij samen in staat zijn geweest het kamp te verlaten. Eiser heeft immers zelf verklaard dat er weinig mensen waren in het kamp en dat het onmogelijk was uit het kamp te ontsnappen, omdat je direct doodgeschoten zou worden. [4] Daarnaast heeft eiser over zijn ontsnapping tegenstrijdig verklaard in het nader gehoor en de zienswijze. Zo volgt uit het nader gehoor dat [A] en eiser bevriend waren geraakt en dat [A] water, melk en dadels heeft gegeven aan eiser waarna hij met zijn hulp is ontsnapt uit het kamp, maar uit de zienswijze volgt dat de familie van eiser contact heeft gezocht met de familie van [A] om te helpen de vrijheid van eiser terug te krijgen. Ook stelt eiser in de zienswijze dat [A] in zijn richting schoot en expres miste, terwijl eiser in het nader gehoor verklaart dat [A] hem geluk wenste en dat eiser vervolgens weg is gelopen. Ook over [A] zelf en over diens beweegredenen om eiser te helpen met zijn ontsnapping heeft eiser niet meer dan oppervlakkige en summiere verklaringen afgelegd. Verweerder heeft hem dit terecht tegengeworpen. Verder stelt eiser in de zienswijze dat hij door [A] is geholpen met ontsnappen, omdat [A] behoort tot een bevriende stam. Deze verklaring heeft verweerder terecht tegenstrijdig geacht met de eerdere verklaring uit het nader gehoor waarin eiser stelt dat hij een Toeareg is en [A] een Arabier. [5]
9.3.
De verklaringen van eiser over zijn plek op de dodenlijst sinds zijn gevangenschap en de voortzetting van bedreigingen door de jihadisten heeft verweerder eveneens inconsistent en vaag mogen achten. Zo verklaart eiser dat hij na zijn ontsnapping in een vluchtelingenkamp is opgezocht en gewaarschuwd door een boodschapper van de jihadisten. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien waarom eiser honderden kilometers van zijn gevangenschap vandaan door een boodschapper van de jihadisten zou worden gewaarschuwd dat hij op de dodenlijst staat. Verweerder heeft het bevreemdingwekkend mogen achten dat eiser, die op een dodenlijst van de jihadisten zou staan en uit hun gevangenschap was ontsnapt, bij herhaling door boodschappers van de jihadisten is gewaarschuwd waardoor hij weer kon vluchten. Eiser weet met zijn verklaringen bovendien niet duidelijk te maken hoe hij door deze boodschappers van de jihadisten is gevonden en naderhand weer is bedreigd door dezelfde groep mensen, zelfs toen hij zich in Bamako – een stad met circa 1,9 miljoen inwoners – had gevestigd.
9.4.
Verweerder heeft zich verder op het standpunt mogen stellen dat het vreemd is dat eiser de hulp van de Malinese autoriteiten niet heeft ingeroepen na de bedreigingen door jihadisten. Van eiser mocht worden verwacht dat hij zou proberen deze hulp in te schakelen nu niet met zekerheid valt te zeggen dat de autoriteiten niet in staat zouden zijn geweest om eiser te helpen.
Vrees Malinese leger (wegens vermoedens sympathie voor MNLA)
10. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser met betrekking tot de positie van de Toearegs in Mali en het overlijden van zijn vader behoren tot een beschrijving van de algemene situatie in Mali. Uit de verklaringen van eiser volgt niet hoe hij persoonlijk problemen heeft ondervonden met het leger in Mali. De verklaringen van eiser met betrekking tot zijn vrees voor het Malinese leger zijn niet onderbouwd. Zo heeft eiser niet aannemelijk gemaakt waarom juist hij door het Malinese leger in verband is gebracht met de MNLA. Verweerder heeft deze gestelde vrees van eiser ongeloofwaardig mogen achten.
Door eiser is niet nader onderbouwd dat de veiligheidssituatie in Mali dusdanig is dat eiser bij terugkeer reeds daarom een reëel risico loopt op ernstige schade.
Conclusie
11. De beroepsgronden slagen niet. De aanvraag is op goede gronden afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Biermann, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Nationale bevrijdingsbeweging voor Azawad. Dit is een organisatie die politiek en militair actief is om de onafhankelijkheid van de Malinese regio Azawad te bewerkstelligen.
2.Eiser verwijst hiertoe naar het annual report on Human Rights van de US Department of State van 2019.
3.Zie pagina 12 van het nader gehoor.
4.Zie pagina 11 van het nader gehoor.
5.Zie pagina 5, 12 en 13 van het nader gehoor en pagina 3 en 4 van de zienswijze.