4.4.Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020223418, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 252).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] [slachtoffer 2] , opgemaakt op 4 augustus 2020, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 7 t/m 38):
Rond januari of februari 2020 kwam mijn ex [verdachte 3] [verdachte 14] naar het huis van mijn ouders [woonplaats 1] (de rechtbank begrijpt: de wijk met deze naam in Den Haag) en gaf mij een vuistslag in mijn gezicht nadat ik de deur opendeed. In april sloeg hij met zijn vuist in mijn gezicht, dat was pijnlijk. Hij trok aan mijn haar en begon te slaan en sleurde mij van het bed af. Hij ging mij door de kamer slepen. Hij had mij bij mijn been gepakt. Hij sloeg mij op mijn arm en op mijn been, ik denk wel vijf keer. In Zoetermeer ging hij mij verder slaan met zijn vuist in mijn gezicht. Mijn oog was blauw en mijn lip gescheurd. Ik had veel pijn aan mijn lichaam waar hij mij had geslagen. Op 19 juli 2020 begon hij bij mijn tantes straatje [woonplaats 1] met slaan en schoppen. Hij sloeg mij twee keer waardoor mijn oor tegen de schuur aankwam. Mijn oor begon te piepen. Hij reed met zijn scooter tegen mij aan. Toen kwam er een vrouw naar mij toe. Ze had mij horen schreeuwen en vroeg of het goed met mij ging.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt op 11 augustus 2020, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 29 t/m 32):
Ik hoorde een scooter een soort slip maken. Ik hoorde een harde klap, die klonk als een pets en huid op huid contact. Ik hoorde een mannenstem. Ik zag de scooter wegrijden. Ik zag een meisje. Het meisje(de rechtbank begrijpt: aangeefster)
was emotioneel. Ze vertelde dat ze was geslagen.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige C. [slachtoffer 2] , opgemaakt op 6 augustus 2020, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 33 t/m 42):
Ergens in februari 2020 hoorde ik dat [slachtoffer 4] de deur open deed en dat zij toen klappen had gehad van [verdachte 4]Ik rende naar de hal toe en zij stond in de hal te huilen. Na de tweede mishandeling drie weken na die keer in februari liet zij mij een gebroken lip en blauwe plekken bij haar ogen zien. Ze zei dat dit door [verdachte 3] kwam. Twee weken geleden had zij rode en blauwe plekken in haar gezicht.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , opgemaakt op 7 augustus 2020, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 55 t/m 62):
[verdachte 3] heeft [slachtoffer 4] geslagen. Ik hoorde haar schreeuwen. Ik zag dat zij een rode wang had. Op een ander moment had ze een kapotte lip en iets bij haar oog. U vraagt mij of er nog andere mishandelingen zijn. Op 19 juli rond 7 uur, half 8 belde zij mij huilend op. Ze zei dat ze geslagen was door [verdachte 3] . Er was een mevrouw die het gezien had.
5. Het geschrift, te weten het bij het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 augustus 2020, gevoegde overzicht van WhatsAppgesprekken, voor zover inhoudende (p. 132 en 133 met bijlagen):
[betrokkene 1] (22-7-2020): ‘Zoveel kansen heb je gehad. Is nu klaar.’
[betrokkene 1] (22-7-2020): ‘hij had je gewaarschuwd, nog 1 keer slaan en dan is het klaar.’
[verdachte 3] (22-7-2020): ‘Kijk ik wil veranderen. En laten zien dat ik echt van haar hou.’
Partiële vrijspraak levensgezel
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat in het dossier
onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te oordelen dat het slachtoffer
ten tijde van het ten laste gelegde feit de levensgezel was van de verdachte, in de zin dat zij
een nauwe persoonlijke betrekking onderhield die vergelijkbaar is met die tussen
echtgenoten of geregistreerde partners. De verdachte zal van dit onderdeel worden
vrijgesproken.
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezenverklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020223418, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 252).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 januari 2021;
2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] [slachtoffer 2] van 9 augustus 2020 (p. 217-222).
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020231987, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, basisteam Leidschenveen-Ypenburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 253 t/m 515).
1. Het proces-verbaal van aangifte van C. [slachtoffer 2] , opgemaakt op 5 augustus 2020, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 297 en 298):
Ik doe aangifte van brandstichting. Ik ben de eigenaar van de Mercedes voorzien van kenteken [kenteken 1] . Ik woon op [adres 4] 19 te Den Haag. Op dinsdag 4 augustus 2020 rond 19:30 uur heeft mijn dochter de auto geparkeerd op de parkeerplaats naast de woning. De auto was toen helemaal in orde. Ik werd vanmorgen 5 augustus 2020 heel vroeg wakker gemaakt door mijn kinderen die riepen dat de auto in de brand stond. Mijn dochter [slachtoffer 4] heeft vandaag aangifte gedaan van een zedendelict gepleegd door haar ex-vriend [verdachte 4] Hij heeft haar toen bedreigd. Ik zag dat de laadpaal aan de gevel van mijn huis ook verschroeid is. De regenpijp is ook kapot gesmolten.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , opgemaakt op 5 augustus 2020, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 300 en 301):
Ik doe aangifte van brandstichting en vernieling van het voertuig van mijn vrouw, een Toyota Aigo, met kenteken [kenteken 2] gepleegd tussen woensdag 5 augustus 2020 om 01:53 uur en 02:22 uur. Mijn vrouw had de auto van de week op het parkeerterrein aan [adres 4] naast nummer 19 geparkeerd. Ik liet de auto in goede en onbeschadigde staat achter. Ik zag dat het om de auto ging van de overburen van nummer 19. Ik zag dat mijn auto schade had aan de rechter
voorzijde. Ik zag dat de bumper rechtsvoor gesmolten was net als de koplamp. Ook heeft mijn auto schade aan de rechterkant. Ik zag dat de rechterspiegel gesmolten was.
3. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , opgemaakt op 5 augustus 2020, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 303 en 304):
Ik ben eigenaar van een personenauto een Daewoo Tacuma voorzien van het kenteken [kenteken 3] . Gisteravond 4 augustus 2020 tussen 19.00 uur en 19.30 uur parkeerde ik bovengenoemd voertuig op [adres 4] op een parkeerplaats naast perceel 19. Op woensdag 5 augustus 2020 omstreeks 01.55 uur zag ik dat mijn voertuig in brand stond. Mijn complete voertuig is beschadigd door de brand, waarbij voornamelijk de rechterzijde van mijn voertuig in brand heeft gestaan. Ik doe hierbij aangifte van brandstichting van mijn voertuig.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 269 en 270):
Op woensdag 5 augustus 2020 omstreeks 02:15 uur bevond ik, verbalisant [verbalisant 1] , mij op [adres 4] te Den Haag. De locatie van de brand betrof de parkeerplaats direct naast de woning [woonplaats 3] gelegen. Op deze parkeerplaats stonden de volgende drie voertuigen in brand: [kenteken 4] , [kenteken 1] en [kenteken 3] . Ik zag dat de drie voertuigen zwaar waren beschadigd door het vuur. Terwijl wij de plaats delict aan het afzetten waren hoorde ik B. Scholte zeggen dat hij een dop had gevonden die tot een fles of jerrycan behoort. Deze dop lag naast het voertuig [kenteken 3] . Kort daarna zag ik dat er een doosje lucifers bij de voertuigen op de grond lag. Deze lagen ook naast het voertuig [kenteken 3] . Ik zag toen de Mercedes werd weggesleept dat er een pakje aanmaakblokjes op de parkeerplaats lag waar de Mercedes gestaan had.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 268):
Op 5 augustus 2020 omstreeks 02:15 uur was ik verbalisant [verbalisant 1] op [adres 4] in Den Haag. Ik zag dat de brandweer een voertuig voorzien van kenteken [kenteken 1] aan het blussen was. Ik zag dat het voertuig hevig brandde en dat de brandweer moeite had om het vuur uit te krijgen.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 295, met bijlage):
Op 5 augustus 2020 omstreeks 01:54 uur was ik verbalisant [verbalisant 1] op [adres 4] in Den Haag. Daar zag ik ter hoogte van huisnummer 19 een voertuig in brand staan. Gezien de kleine afstand van het brandende voertuig tot de woning, de schade die de brand heeft veroorzaakt aan de elektrische leidingen en de gesmolten regenpijp is het erg aannemelijk dat de brand had kunnen overslaan naar de woning.
7. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, opgemaakt op 30 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 474 t/m 476, met bijlagen):
Op 5 augustus 2020 om 11.40 uur kwam ik verbalisant [verbalisant 2] voor forensisch onderzoek aan op de locatie [woonplaats 3] in Den Haag. In het zand onder de bestrating van het parkeervak waar de Mercedes had gestaan werden indicaties verkregen voor de aanwezigheid van brandbare vloeistoffen. Gelet op het sporenbeeld is het meest waarschijnlijk dat de brand aan de voertuigen
is ontstaan doordat vuur van buitenaf bij de personenauto's is gebracht. Er zijn
geen aanwijzingen dat de brand is ontstaan door een technische oorzaak.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 262, met bijlagen):
Op 4 augustus 2020 (de rechtbank begrijpt: 5 augustus) omstreeks 01:50 uur was ik verbalisant [verbalisant 3] in [adres 4] in Den Haag. Wij reden [adres 4] te Den Haag uit. Op de kruising met het fietspad [adres 5] troffen wij een zwarte jerrycan aan die op zijn zijkant lag en waaruit nog benzine lekte. De dop zat er niet op en het rook nog heel sterk naar benzine. Ik merkte op dat er een druppelpatroon was op straat. Ik zag dat de druppels terug liepen langs de andere zijstraten heen en bij [adres 4] zag ik dat de druppels in deze straat verder gingen. Daarna stopte het spoor.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 328 t/m 331, met bijlagen):
Op 9 augustus 2020 werd [verdachte 5] aangehouden en werd zijn mobiele telefoon onder hem in beslag genomen. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , Operationeel Specialist A / Digitale expertise, heb vervolgens de uitgelezen, telefoondata onderzocht en geanalyseerd. Op 5 augustus 2020 om 01:53:10 uur is de melding van de brandstichting aangenomen door de 112-centrale. De verdachte heeft tot 3 minuten en 41 seconden voordat de oproep bij de 112-centrale is aangenomen het WiFi-netwerk van de woning van aangever 'aangestraald' dan wel is daarmee verbonden geweest. Het was mogelijk vanaf de plaats delict verbinding te maken met het draadloze netwerk waar de verdachte op dat moment mee verbonden was.
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 augustus 2020, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 438 t/m 440):
In de gevorderde saldo- en transactiegegevens van de bankrekening op naam gesteld van [verdachte 6] zag ik verbalisant [verbalisant 5] dat een bedrag van € 10,01 was betaald op 5 augustus 2020 bij tankstation [bedrijf 1] Den Haag om 03:16 uur.
11. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 november 2020, voor zover inhoudende (p. 334 t/m 336):
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , deed onderzoek naar de veiliggestelde camerabeelden van de Esso [bedrijf 2] te Den Haag alsmede de camerabeelden van de [adres 6] te Den Haag. Op de camerabeelden van de [adres 6] zag ik dat op 05-08-2020 om 01.34 uur de motorscooter [adres 7] inrijdt en doorrijdt tot waar de weg licht afbuigt naar links en de motorscooter met bestuurder daar uit beeld verdwijnt. Ik zag dat de bestuurder van de motorscooter
een donkere huidskleur had en een donkerkleurige helm droeg met een soort uitstekende punt vormen aan de bovenzijde van de helm. Op de camerabeelden van de [adres 6] zag ik dat op 05-08-2020 om 01.38 uur dezelfde motorscooter vanuit [adres 4] aan komt rijden. Ik zag dat de motorscooter met bestuurder vanuit een zijstraat/parkeerhaven aan komt rijden en niet vanuit de naar links afbuigende weg. Deze parkeerhaven is de locatie alwaar brand gesticht is. Op de camerabeelden van de Esso zag ik dat op 05-08-2020 om 02.53 uur een gelijkende motorscooter als bij de [adres 6] komt aanrijden. Ik zag dat de bestuurder een donkere huidkleur had en een helm droeg met uitstekende punten aan de bovenzijde.
12. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 november 2020, voor zover inhoudende (p. 341 t/m 344):
Naar aanleiding van de brandstichting van een geparkeerd voertuig aan [adres 4] 19 te Den Haag, werden de camerabeelden van de toezichtcamera's van de politie, welke zich in en om [adres 8] te Den Haag bevinden, opgevraagd en geanalyseerd. Om 01:50:58, twee minuten nadat de melding bij de politiemeldkamer binnenkwam, zag ik, verbalisant [verbalisant 7] , dat een motor met een witte achterzijde over de [adres 9] met de Donau reed. Ik zag dat deze reed over de [adres 10] , komende uit de richting van de [adres 11] en in de richting van de [adres 12] . Ik zag dat dezelfde motor de kruising rechtdoor overstak in de richting van de [adres 13] . Ik zag dat de koplamp dezelfde vorm licht uit straalde, dan op het tijdstip 01:29:28 uur en 02:45:57 uur. Om 02:45:57, 52 minuten nadat de melding bij de politiemeldkamer binnenkwam, zag ik dat een motor met dezelfde uiterlijke kenmerken als de motor die rondreed op het plaats delict en was waargenomen bij de Esso, over de kruising [adres 10] met de Donau reed. Ik zag dat deze reed over de [adres 10] , komende uit de richting van de [adres 12] en in de richting van de [adres 14] .
13. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , opgemaakt op 8 augustus 2020, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - (p. 303 en 304):
Op 8 augustus 2020 zag ik een voor mij bekende man op een zwarte Vespa, namelijk: [verdachte 4] Hij zei: ´Ik ga jou schieten en ook deze auto ga ik in de fik steken.’.
14. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 november 2020, voor zover inhoudende (p. 465 en 466, met bijlagen):
Verbalisant [verbalisant 7] verklaart dat aangeefster [slachtoffer 3] D. [slachtoffer 2] aan de politie een aantal screenshots van WhatsApp gesprekken tussen haar en [verdachte 7] overhandigde.
[02-08-2020 23:05:51] [betrokkene 2] .: Ik wist dat je aangifte had gedaan
[02-08-2020 23:06:13] [betrokkene 2] .: Dus niet denken dat ik niet voorbereid ben hahahah
[02-08-2020 23:06:20] [betrokkene 2] .: Jammer dat wel
[02-08-2020 23:06:26] [betrokkene 2] .: Maar helaas moet het zo
[02-08-2020 23:07:03] [betrokkene 2] .: En ik heb letterlijk kk veel schijt dus weet ook wat ik hierna ga doen dus zoals je net zei wees maar bang en voel je onveilig zoals je al zei
15. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 322 en 323):
Verbalisant [verbalisant 7] verklaart dat [slachtoffer 4] [slachtoffer 2] bij de politie een audiogesprek aanleverde. Ik beluisterde een audiogesprek van 2 augustus 2020 tussen [slachtoffer 3] [slachtoffer 2] en [verdachte 8] :
[verdachte 9] : "Ik zou jouw kanker vader ook maar gelijk zeggen wat ik ga doen".
16. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 252, met bijlage):
Aan mij verbalisant [verbalisant 7] is gevraagd om het gesprek van 4 augustus 2020 tussen aangeefster [slachtoffer 3] [slachtoffer 2] en verdachte [verdachte 10] , die op een USB stick staat, te beluisteren.
[verdachte 11] : ‘Als ik vast kom te zitten of wat dan ook. Diezelfde dag nog. Geloof mij, diezelfde dag nog gebeurt er iets. Geloof mij.’
[verdachte 12] : ‘Ik weet je neemt op, maar ik heb er echt zeer schijt aan. Je weet echt bij God niet wat er met jou gaat gebeuren. Jij weet bij God niet wat er gaat gebeuren met jou. Geloof mij ik doe het echt. Ik doe het per direct.’
17. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 januari 2021, voor zover inhoudende:
Ik reed in de nacht van 5 augustus 2020 rond op de motor van [betrokkene 3] [woonplaats 1] . Ik droeg een helm met uitstekende puntjes. Ik reed ook over [adres 4] . Ik ben gestopt op straat vóór het huis van de vader van [slachtoffer 4] .
Uit het forensisch onderzoek, in combinatie met het aantreffen van lucifers, aanmaakblokjes en de dop van een jerrycan naast het uitgebrande voertuig van aangever en de lekkende jerrycan waarvan het druppelspoor terugleidde naar de plaats delict, leidt de rechtbank af dat de brand is ontstaan door opzettelijke brandstichting. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat de brand zich heeft uitgebreid naar twee andere geparkeerde auto’s, een laadpaal en een aan een woning bevestigde regenpijp heeft doen smelten, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat deze brand gevaar voor geparkeerde auto’s en een nabije woning opleverde.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat het niet anders kan dan dat het de verdachte was die de brand heeft gesticht. De rechtbank baseert haar oordeel daarbij op de bevinding dat de telefoon van de verdachte enkele minuten voor de melding van de brand aanstraalde op de wifi van de woning van aangever C. [slachtoffer 2] waarvoor de in brand gestoken Mercedes geparkeerd stond, de camerabeelden waarop de verdachte rijdend op een motorscooter voor en na de brand in de directe omgeving van de plaats delict wordt gezien, zijn verklaring dat hij is gestopt voor het huis van aangever C. [slachtoffer 2] en de door de verdachte geuite bedreigingen richting [slachtoffer 4] [slachtoffer 2] en haar ouders, aangever C. [slachtoffer 2] en [aangever 3] , voorafgaand aan de brand.
De verdachte ontkent de brandstichting en heeft verklaard dat hij aangever C. [slachtoffer 2] tegenkwam in de nacht van 5 augustus toen hij op zijn motor over [adres 4] reed. Aangever was zijn vuilnis aan het weggooien en zij kregen een woordenwisseling. Aangever zou vervolgens zelf zijn auto in brand hebben gestoken om de verdachte daarvan de schuld te kunnen geven.
Voor het door de verdachte geschetste alternatieve scenario dat hij aangever op straat heeft gesproken en dat hij zelf de brand zou hebben gesticht, zijn geen aanknopingspunten te vinden in het dossier. De aangever heeft verklaard dat hij in de nacht van 5 augustus 2020 lag te slapen, niet buiten is geweest en de verdachte ook niet heeft gezien. Bovendien geldt dat de verdachte wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn activiteiten die nacht en dit alternatieve scenario pas heeft opgeworpen nadat hij bekend werd met de inhoud van het bewijsmiddel waaruit volgt dat de verdachte de wifi van de woning van aangever had aangestraald vlak voor de brand. Zo heeft de verdachte tijdens het politieverhoor op 2 september 2020 (p. 414 en 415) verklaard dat hij onderweg was naar huis en dat de kortste route via [adres 4] was en dat hij dacht dat hij rond 1.53 uur, het tijdstip van de melding, al thuis lag te pitten. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard op 5 augustus 2020 rond middernacht vanuit Leidschenveen op een motor naar huis te zijn gegaan en verder die nacht thuis te zijn gebleven, terwijl hij ook heeft verklaard dat het zou kunnen dat hij die nacht om 03:16 uur bij de Esso heeft gepind. Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario is dan ook niet aannemelijk geworden en wordt door de rechtbank verworpen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht terwijl daarvan gemeen gevaar voor in de nabije omgeving staande woning en geparkeerde auto’s te duchten was. Dat er ook sprake was van levensgevaar voor personen, dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, volgt niet uit de bewijsmiddelen, zodat de verdachte daarvoor wordt vrijgesproken.