ECLI:NL:RBDHA:2021:11438
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag; verzoek om schadevergoeding en rechterlijke dwangsom
In deze zaak heeft eiser op 21 december 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag van 27 december 2018 voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 24 maart 2021 de asielaanvraag ingewilligd, wat resulteerde in een reëel besluit. Eiser heeft desondanks zijn beroep gehandhaafd en verzocht om een rechterlijke dwangsom en schadevergoeding, omdat de behandeling van zijn aanvraag meer dan twee jaar heeft geduurd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder inmiddels op de asielaanvraag heeft beslist, waardoor eiser geen belang meer heeft bij zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook niet ingegaan op het verzoek om een rechterlijke dwangsom, aangezien de bestuursrechter niet bevoegd is om een dwangsom te verbinden aan een uitspraak over een al dan niet tijdig genomen besluit.
Wat betreft het verzoek om schadevergoeding, heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser niet heeft onderbouwd welke schade hij heeft geleden door het niet tijdig nemen van het besluit. De enkele lange duur van de procedure en de vermeende inadequate reacties van verweerder zijn onvoldoende om schade aan te tonen. Het verzoek om schadevergoeding is dan ook afgewezen. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 374,-, omdat verweerder niet tijdig op de asielaanvraag heeft beslist en pas na het instellen van het beroep een besluit heeft genomen.