Op 14 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 20/9050. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. Jansen, had verzocht om een voorlopige voorziening in het kader van een lopend beroep. Het verzoek was gericht op het uitstellen van de uitzetting van verzoeker totdat er een beslissing op het beroepschrift in de procedure met zaaknummer AWB 21/3047 zou zijn genomen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:83, derde lid, van de Awb buiten zitting uitspraak gedaan. De rechter heeft overwogen dat er geen aanleiding is om de gevraagde voorziening toe te kennen, aangezien op 17 september 2021 al een beslissing op het beroep was genomen. Dit beroep was gegrond verklaard en het bestreden besluit was vernietigd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen en verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 534,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.