ECLI:NL:RBDHA:2021:11428

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.7114
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor reguliere opvang van Griekse statushouder

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker, die in Griekenland internationale bescherming geniet. De verzoeker had eerder op 7 mei 2021 een asielaanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk was verklaard. De verzoeker heeft op 10 mei 2021 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de behandeling van zijn beroep in Nederland kon afwachten. Op 30 augustus 2021 heeft de verzoeker een aanvullend verzoek ingediend, waarin hij vroeg om toegang tot reguliere opvang en de bijbehorende voorzieningen.

De staatssecretaris heeft op 31 augustus 2021 het bestreden besluit ingetrokken en aangegeven dat er opnieuw op de aanvraag beslist zal worden. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de eerdere uitspraak in een andere zaak, waarin het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, van invloed is op de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening als afzonderlijke rechtsmiddelen moeten worden beschouwd, en dat de verzoeker zich voor verdere opvang moet wenden tot het COA.

De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 748, gebaseerd op de gemaakte kosten voor het indienen van het verzoekschrift. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.7114

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij het besluit van 7 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard [1] , omdat hij in Griekenland internationale bescherming geniet.
Verzoeker heeft op 10 mei 2021 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat hij de behandeling van het beroep in Nederland mag afwachten.
Verzoeker heeft op 30 augustus 2021 een nader verzoek om voorlopige voorziening gedaan, inhoudende dat hij de voorzieningenrechter verzoekt om te bepalen dat verweerder hem toegang verleend tot de reguliere opvang met de daarbij passende verstrekkingen.
Bij bericht van 31 augustus 2021 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en meegedeeld dat opnieuw op de aanvraag beslist zal worden. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat hij bereid is de proceskosten voor het beroep en verzoek gezamenlijk tot een bedrag van € 748 te vergoeden.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.7113 heeft de rechtbank uitspraak gedaan en het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
De voorzieningenrechter merkt hierbij nog op dat voor zover het (aanvullende) verzoek om voorlopige voorziening ziet op de vorm en kwaliteit van de te verstrekken opvang, dit niet raakt aan het bestreden besluit. Verzoeker zal zich hiervoor moeten wenden tot het COA.
2. De voorzieningenrechter volgt niet het betoog van verweerder dat het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening als één zaak moet worden beschouwd. Het beroep en het verzoek zijn twee afzonderlijke rechtsmiddelen bij twee te onderscheiden rechterlijke instanties. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder ook in deze zaak te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden vastgesteld op € 748, uitgaande van één punt voor het indienen van het verzoekschrift en een gemiddeld gewicht van de zaak.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.