ECLI:NL:RBDHA:2021:11424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.7116 en NL21.7118
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoeken om voorlopige voorziening voor Griekse statushouders in Nederland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op 14 oktober 2021 in de zaken met de nummers NL21.7116 en NL21.7118. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening van twee asielzoekers, die in Griekenland internationale bescherming genieten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had hun asielaanvragen op 7 mei 2021 niet ontvankelijk verklaard, waarop de verzoekers op 10 mei 2021 beroep hebben ingesteld. Tevens vroegen zij de voorzieningenrechter om hen toe te laten tot reguliere opvang in Nederland terwijl hun beroep werd behandeld.

Op 30 augustus 2021 hebben de verzoekers een aanvullend verzoek ingediend, waarin zij vroegen om toegang tot reguliere opvang en de bijbehorende voorzieningen. De staatssecretaris heeft op 31 augustus 2021 de eerdere besluiten ingetrokken en aangegeven dat opnieuw op de aanvragen beslist zou worden, en dat hij bereid was de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van €748.

De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de asielaanvragen niet ontvankelijk zijn verklaard. Hij merkte op dat verzoekers zich voor verdere opvang moesten wenden tot het COA. De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers tot een bedrag van €748, gebaseerd op de ingediende verzoeken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.7116 en NL21.7118
v-nummers: [nummer 1], [nummer 2], en [nummer 3]

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam 1], eiser,

[naam 2], eiseres,
mede ten behoeve van haar minderjarige kind
[naam 3],
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 7 mei 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van verzoekers niet ontvankelijk verklaard [1] , omdat zij in Griekenland internationale bescherming genieten.
Verzoekers hebben op 10 mei 2021 tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat zij de behandeling van de beroepen in Nederland mogen afwachten.
Verzoekers hebben op 30 augustus 2021 een nader verzoek om voorlopige voorziening gedaan, inhoudende dat zij de voorzieningenrechter verzoeken om te bepalen dat verweerder hen toegang verleend tot de reguliere opvang met de daarbij passende verstrekkingen.
Bij bericht van 31 augustus heeft verweerder de bestreden besluiten ingetrokken en meegedeeld dat opnieuw op de aanvragen beslist zal worden. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat hij bereid is de proceskosten voor de beroepen en verzoeken gezamenlijk tot een bedrag van € 748 te vergoeden.

Overwegingen

1, Bij uitspraak van vandaag, zaaknummers NL21.7115 en NL21.7117, heeft de rechtbank uitspraak gedaan en de beroepen niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om die reden af.
De voorzieningenrechter merkt hierbij nog op dat voor zover het (aanvullende) verzoek om voorlopige voorziening ziet op de vorm en kwaliteit van de te verstrekken opvang, dit niet raakt aan de bestreden besluiten. Verzoekers zullen zich hiervoor moeten wenden tot het COA.
2. De beroepen en de verzoeken zijn afzonderlijke rechtsmiddelen bij twee te van elkaar te onderscheiden rechterlijke instanties, zodat voor de beoordeling van de vraag naar een proceskostenveroordeling in zoverre geen samenhang wordt aangenomen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze worden vastgesteld op € 748, uitgaande van één punt voor het indienen van het verzoekschrift en een gemiddeld gewicht van de zaak

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van €748.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www. rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000