ECLI:NL:RBDHA:2021:11418
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag wijziging verblijfsvergunning naar arbeid in loondienst op basis van Besluit 1/80
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Turkse nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 17 maart 2020 een aanvraag ingediend voor wijziging van de beperking van zijn verblijfsvergunning naar 'arbeid in loondienst'. Deze aanvraag werd door verweerder afgewezen op 11 juni 2020, en het daartegen gemaakte bezwaar werd op 12 januari 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist.
De rechtbank heeft op 22 juni 2021 de zitting gehouden, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser voerde aan dat zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een ongeluk in 2019 en de gevolgen van de Corona-crisis, niet in aanmerking waren genomen door verweerder. Hij stelde dat deze omstandigheden hem belemmerden in het verkrijgen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De rechtbank oordeelde echter dat de persoonlijke omstandigheden van eiser niet voldoende onderbouwd waren en dat verweerder terecht had geoordeeld dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van het Besluit 1/80, dat vereist dat er sprake moet zijn van een jaar legale arbeid bij dezelfde werkgever.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van verweerder op goede gronden was genomen en dat de voorwaarden voor de verblijfsvergunning niet onredelijk zwaar waren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.