ECLI:NL:RBDHA:2021:11412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/614689 / JE RK 21-1632 en C/09/617893 / JE RK 21-2184
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is gestart naar aanleiding van verzoekschriften van de Raad voor de Kinderbescherming, die om ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] heeft verzocht, en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een instabiele thuissituatie en dat de ouders, ondanks hun inspanningen, nog niet in staat zijn om een veilige omgeving voor de kinderen te bieden. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] voor de duur van een jaar toegewezen, omdat dit noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het kind en om passende hulpverlening te kunnen bieden. De kinderrechter heeft echter het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] afgewezen, omdat de moeder aan de voorwaarden voldeed en de situatie voldoende verbeterd was om [minderjarige 1] weer thuis te plaatsen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/614689 / JE RK 21-1632 en C/09/617893 / JE RK 21-2184
Datum uitspraak: 5 oktober 2021

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling
Afwijzing verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak naar aanleiding van het op 22 juli 2021 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

en,
het op 14 september 2021 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2021 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. J.S. Dijkstra, te Den Haag,

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. M.J. Zennipman, te Den Haag,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 29 juli 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] verlengd van 3 september 2021 tot 3 september 2022 en machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg verleend van 29 juli 2021 tot 16 oktober 2021 en de behandeling voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 29 juli 2021;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, waaronder het Raadsrapport d.d. 4 oktober 2021.
Op 5 oktober 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk mevrouw [tolk]

Feiten

  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de vader.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige 1] verblijft feitelijk bij de zussen van de moeder.
  • [minderjarige 2] verblijft feitelijk bij de moeder.
  • Bij beschikking d.d. 29 juli 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld van 2 augustus 2021 16 oktober 2021.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de Raad strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] voor de periode van één jaar. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. [minderjarige 2] is een kwetsbaar jongetje dat al veel wisselende verblijfsplaatsen heeft meegemaakt. Er is sprake van een instabiele relatie tussen de ouders en in het ziekenhuis heeft een heftig incident plaatsgevonden in de aanwezigheid van [minderjarige 2] . De afgelopen periode hebben de ouders zich opengesteld voor de hulpverlening waardoor de veiligheid van [minderjarige 2] voldoende is gewaarborgd bij de moeder. De omgangsregeling met de vader verloopt goed en de ouders houden zich aan de afspraken. Een ondertoezichtstelling is nodig om de benodigde hulpverlening op te starten en de negatieve patronen tussen de ouders te doorbreken.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. De ouders hebben zich aan de afspraak gehouden om geen contact met elkaar te hebben. Sinds kort heeft de vader ook het gezag waardoor het van belang is dat de ouders gaan samenwerken en er wordt gekeken naar de opvoedtaken van de ouders. Er is een begeleide omgangsregeling opgezet voor de vader, deze moet verder worden geëvalueerd en eventueel worden uitgebreid en aangepast. Het terugkerende patroon tussen de ouders is nog niet doorbroken.
Ten aanzien van het verzoek van de Raad heeft de vader, mede bij monde van zijn advocaat, verweer gevoerd tegen de duur van de ondertoezichtstelling. De vader heeft verklaard dat er weinig is gebeurd de afgelopen periode en hij meer steun en hulp had verwacht, maar dat het kwartje is gevallen bij de ouders. De advocaat heeft benadrukt dat het rapport niet is gebaseerd op actuele informatie. Het is van belang dat er wordt ingezet op het verbeteren van de communicatie tussen de ouders. De vader verzoekt daarom om de ondertoezichtstelling toe te wijzen voor de duur van zes maanden.
Ten aanzien van het verzoek van de Raad heeft de moeder, mede bij monde van haar advocaat, verweer gevoerd tegen de duur van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft verklaard dat het nu beter gaat. De advocaat heeft benadrukt dat er nog niet veel hulpverlening is ingezet en er nog geen concreet plan is. De moeder verzoekt daarom om de ondertoezichtstelling toe te wijzen voor de duur van zes maanden.
Het aangehouden deel van het verzoek van de gecertificeerde instelling strekt tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] tot 29 januari 2022. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. [minderjarige 1] verblijft bij de tantes en met de inzet van ASH lijkt het erop dat de moeder de zorg voor [minderjarige 1] kan dragen. Voordat [minderjarige 1] kan worden teruggeplaatst is het van belang dat de moeder de primaire zoals een koelkast in huis heeft. De moeder heeft aangegeven daarmee bezig te zijn, maar het is niet gelukt om voor de zitting te constateren of de moeder alles in huis heeft omdat de moeder meerdere malen de afspraken heeft afgezegd.
Ten aanzien van het verzoek van de gecertificeerde instelling heeft de vader, mede bij monde van zijn advocaat, verweer gevoerd. De advocaat heeft voor de zitting aangedrongen bij de jeugdbeschermer dat iedereen zich zou inspannen zodat het tijdens de zitting duidelijk zou zijn of de moeder de benodigde spullen in huis heeft. ASH zou hier ook bij helpen.
Ten aanzien van het verzoek van de gecertificeerde instelling heeft de moeder, mede bij monde van haar advocaat, verweer gevoerd. De moeder heeft verklaard dat ze alle spullen (een koelkast, wasmachine en een gasfornuis) inmiddels in huis heeft, maar dat het door een misverstand niet is gelukt om dit te laten controleren door de hulpverlening.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 2] bestaan uit het hierna volgende. Er is al lange tijd sprake van een patroon van oplopende spanningen en conflicten tussen de ouders in het bijzijn van [minderjarige 2] . De ouders hebben zich de afgelopen periode aan de afspraken gehouden en zijn tot het inzicht gekomen dat er verandering moet komen, maar er is nog onvoldoende zicht op de thuissituatie en de opvoedvaardigheden van de moeder en het patroon tussen de ouders is nog niet doorbroken. Het is van belang dat [minderjarige 2] opgroeit in een stabiele, voorspelbare en veilige thuissituatie waarbij de ouders emotioneel beschikbaar voor hem zijn. De kinderrechter acht een ondertoezichtstelling daarom noodzakelijk om zicht te kunnen houden op de ontwikkeling van [minderjarige 2] en passende hulpverlening voor [minderjarige 2] en de ouders op te kunnen starten. De kinderrechter acht, mede gelet op de duur van het hulpverleningstraject en de ernst van de zorgen, de verzochte duur van een jaar hiervoor passend en geboden.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, BW genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] niet meer, althans onvoldoende, aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de moeder zich de afgelopen periode aan de afspraken heeft gehouden en ter zitting heeft aangegeven de benodigde spullen in huis te hebben. De kinderrechter gaat er van uit dat dit dus het geval is. Hierdoor voldoet de moeder aan de gestelde voorwaarden van de gecertificeerde instelling om [minderjarige 1] weer thuis te plaatsen. De kinderrechter achter het daarom niet langer noodzakelijk om [minderjarige 1] uit huis te plaatsen. De huidige machtiging loopt nog tot 16 oktober 2021 waardoor er voldoende tijd is om de overplaatsing van [minderjarige 1] naar de moeder soepel te laten verlopen. De kinderrechter zal het aangehouden deel van het verzoek daarom afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 2] van 5 oktober 2021 tot 3 september 2022 onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
wijst af het aangehouden deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2021 door mr. M. Kramer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 oktober 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.