ECLI:NL:RBDHA:2021:11409

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/617148 / JE RK 21-2064
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 september 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig belemmeren. Er zijn signalen van suïcidale gedachten en er is sprake van impulsief gedrag en agressie naar de ouders. De kinderrechter heeft de noodzaak van een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp onderbouwd met de onduidelijkheid over de problematiek van [minderjarige] en het feit dat hulpverlening in het vrijwillige kader onvoldoende van de grond is gekomen.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen voor de duur van twaalf maanden en de machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor een periode van zes maanden. De beslissing is genomen met het oog op de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige], en om de benodigde hulpverlening te kunnen monitoren en inzetten. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/617148 / JE RK 21-2064
Datum uitspraak: 29 september 2021

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp
in de zaak naar aanleiding van het op 27 augustus 2021 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. S.I. Kouwenhoven, te Naaldwijk.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw]
hierna te noemen: de moeder,
beide wonende te [woonplaats]

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlage(n);
  • de instemmingsverklaring d.d. 12 september 2021 van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
Op 29 september 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • [minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
  • de moeder.
[minderjarige] is op 29 september voorafgaand aan de zitting in het bijzijn van haar advocaat ook in raadkamer gehoord.
De vader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
  • [minderjarige] is erkend door de vader.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijf feitelijk in [verblijfplaats]
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 14 juli 2021 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 14 juli 2021 tot 2 juli 2021 en voor dezelfde duur een machtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar en tot machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van zes maanden.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. In de thuissituatie hebben er meerdere situaties plaatsgevonden waarin [minderjarige] agressief is geweest naar de ouders en de afgelopen periode zijn er op [verblijfplaats] verschillende incidenten geweest. [minderjarige] kan zelfbepalend gedrag laten zien en heeft lange tijd diagnostiek geweigerd. Hierdoor is er nog onvoldoende verandering opgetreden binnen het gesloten kader en er is nog veel onduidelijkheid over hetgeen er bij [minderjarige] speelt. De gevraagde maatregelen zijn noodzakelijk zodat de jeugdbeschermer samen met [minderjarige] en de ouders de benodigde hulpverlening kan inzetten en kan toewerken naar het open kader.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. [minderjarige] heeft aangegeven toch open te staan voor diagnostisch onderzoek en zal hier in oktober mee beginnen en in december zal de systeemtherapie van start gaan. [verblijfplaats] is op dit moment een passende plek voor [minderjarige] en samen met haar wordt bekeken op welk gebied ze meer vrijheden kan krijgen en is er een plan gemaakt voor haar schoolgang.
[minderjarige] heeft, mede bij monde van haar advocaat, ingestemd met het verzochte. [minderjarige] heeft aangegeven toch open te staan voor diagnostisch onderzoek en behandeling en de verlofmomenten verlopen inmiddels beter. De advocaat heeft benadrukt dat [minderjarige] veel positieve stappen heeft gezet en verschillende therapieën volgt op [verblijfplaats] Het gesloten kader is niet nodig voor zes maanden, maar [minderjarige] is net gewend bij [verblijfplaats] en het is niet in haar belang om haar weer over te plaatsen naar een andere groep.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. De moeder wil graag dat [minderjarige] naar huis komt, maar het is voor haar beter om op dit moment nog in [verblijfplaats] te blijven en daar behandeling te volgen.

Beoordeling

De kinderrechter stelt vast dat de vader niet bereid is zich te doen horen, zodat het horen van deze persoon op grond van artikel 6.1.10, eerste lid onder a, Jeugdwet achterwege kan blijven.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlenen als verzocht.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] bestaan uit het hierna volgende. Er is nog veel onduidelijkheid over de onderliggende problematiek bij [minderjarige] en het is lastig om grip te krijgen op haar of om met haar in contact te komen. In de thuissituatie is [minderjarige] meerdere malen verbaal agressief geweest naar de ouders en hebben er heftige ruzies plaatsgevonden. [minderjarige] is zeer impulsief en zelfbepalend en er zijn signalen dat ze kampt met suïcidale gedachten. Ze lijkt weinig weerbaar te zijn tegen externe sociale invloeden en heeft moeite om haar emoties adequaat te uiten en te reguleren waardoor er zorgen zijn over haar sociaal-emotionele ontwikkeling. De hulpverlening is onvoldoende van de grond gekomen in het vrijwillige kader en de kinderrechter acht een ondertoezichtstelling daarom noodzakelijk om zicht te kunnen houden op de veiligheid en de ontwikkeling van [minderjarige] en de benodigde hulpverlening in te kunnen zetten en te monitoren. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling daarom toewijzen voor de verzochte duur van twaalf maanden.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die zij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] moeilijk is aan te sturen en te begrenzen en zich onttrekt aan het gezag van de ouders. Er zijn zorgen over haar kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid en [minderjarige] heeft meerdere malen wegloopgedrag laten zien waardoor ze zichzelf en anderen in onveilige situaties heeft gebracht. Daarnaast stond [minderjarige] lange tijd niet open voor behandeling waardoor er nog geen diagnostisch onderzoek heeft plaatsgevonden en ze onvoldoende heeft kunnen profiteren van de hulpverlening. Het gesloten kader is daarom noodzakelijk om de veiligheid van [minderjarige] te kunnen waarborgen, diagnostisch onderzoek te doen en de benodigde behandeling op te starten. Mede gelet op de duur van het traject zal de kinderrechter de gesloten machtiging daarom toewijzen voor de gevraagde periode van zes maanden.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 2 oktober 2021 tot 2 oktober 2022 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en
verleent een machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet, van 2 oktober 2021 tot 2 april 2022.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2021 door mr. S.M. Borkent, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 oktober 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.