ECLI:NL:RBDHA:2021:11407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/615966 / FA RK 21-5170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag over minderjarigen na complexe problematiek bij de moeder

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had op 27 juli 2021 een verzoek ingediend om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat zij niet in staat was om adequaat invulling te geven aan haar verantwoordelijkheden als ouder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen in het verleden zijn blootgesteld aan huiselijk geweld, verwaarlozing en andere ernstige problemen, wat hun ontwikkeling heeft bedreigd. De moeder had moeite om samen te werken met de hulpverlening en was vaak moeilijk bereikbaar, wat leidde tot vertraging in belangrijke beslissingen voor de kinderen.

Tijdens de zitting op 29 september 2021 zijn de kinderen apart gehoord en is er een verhoor geweest van de betrokken partijen, waaronder de vader, de moeder en vertegenwoordigers van de Raad. De vader heeft verzocht om belast te worden met het ouderlijk gezag, wat de rechtbank heeft toegewezen, gezien de positieve ontwikkeling van de kinderen sinds zij bij hem verblijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat de vader het gezag uitoefent, omdat de moeder niet in staat is om een veilige opvoedsituatie te bieden.

De rechtbank heeft op basis van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat zij niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De vader is belast met het ouderlijk gezag, en de rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: FA RK 21-5170 / C/09/615966
Datum uitspraak: 13 oktober 2021
Beschikking van de Enkelvoudige Kamer
Beëindiging gezag
in de zaak naar aanleiding van het op 27 juli 2021 ingekomen verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats]
hierna ook te noemen: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2008 te [geboorteplaats]
hierna ook te noemen: [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

de vader,
wonende te [woonplaats]

[de vrouw] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.L. de Craen, te Den Haag.

de gecertificeerde instelling:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het raadsrapport d.d. 22 juli 2021.
Op 29 september 2021 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • mevrouw [A] en mevrouw [B]
  • de vader;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn op 29 september 2021 voorafgaand aan de zitting en apart van elkaar in raadkamer gehoord.
Ter zitting heeft de advocaat van de moeder aanvullende stukken overhandigd.

Feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is op 6 maart 2006 door echtscheiding ontbonden.
  • De vader heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] erkend.
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] belast.
  • De kinderrechter heeft bij beschikking d.d. 16 maart 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd van 23 maart 2021 tot 23 maart 2022, alsmede voor dezelfde duur de machtiging verlengd [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader zonder gezag.

Verzoeken en verweer

De Raad verzoekt primair om het gezag van de moeder over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te beëindigen en de vader te belasten met het ouderlijk gezag en subsidiair om het verzoek aan te houden zodat de vader een verzoek tot eenhoofdig gezag kan indienen. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Het is de moeder de afgelopen jaren niet gelukt om adequaat invulling te geven aan haar gezag door samen te werken met de hulpverlening en tijdig in te stemmen met voor de benodigde behandelingen van de kinderen waardoor de kinderen in hun belangen zijn geschaad. Daarnaast is er sprake van complexe problematiek bij de moeder en is het haar niet gelukt om verantwoordelijkheid te nemen en een veilige opvoedsituatie voor de kinderen te creëren. Verder is de moeder onvoldoende bereikbaar voor de hulpverlening waardoor de samenwerking moeizaam verloopt. De kinderen hebben positieve stappen gezet sinds ze bij de vader verblijven en er moet veel geregeld worden ten aanzien van school en hun behandelingen en het is van belang dat dit adequaat wordt opgepakt. Gelet op de moeizame relatie tussen de ouders is het niet realistisch dat de ouders samen een vruchtbare invulling zullen kunnen geven aan het ouderlijk gezag en er is voorlopig geen uitzicht op verbetering van de situatie. De Raad staat daarom achter het ter zitting gedane verzoek van de vader om hem te belasten met het gezag. Indien de vader niet met het gezag wordt belast verzoek de Raad om de gecertificeerde instelling te benoemen als voogd om de belangen van de kinderen te kunnen behartigen.
De vader heeft mondeling ter zitting verzocht om te worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vader heeft verklaard dat het goed gaat met de kinderen bij de vader, maar dat de moeder moeilijk bereikbaar is waardoor de kinderen lang moeten wachten op instemming voor de benodigde hulpverlening.
De gecertificeerde onderstelling onderschrijft de verzoeken van de Raad en de vader om het gezag van de moeder over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te beëindigen en de vader te belasten met het ouderlijk gezag. Het contact met de moeder verloopt nog steeds moeizaam en de moeder toont geen actieve houding. Het duurt vaak lang voordat de moeder haar instemming verleent voor school, hulpverlening of andere praktische zaken. Daarnaast is de moeder meerdere keren niet naar de omgangsmomenten gekomen, wat teleurstellend was voor de kinderen. Hierdoor is het niet in het belang van de kinderen dat het gezag bij de moeder berust. Er is sprake van een fijne samenwerking met de vader en met de inzet van hulpverlening zijn er positieve stappen gezet bij de vader en is er sprake van een veilige opvoedsituatie voor de kinderen.
De moeder heeft, mede bij monde van haar advocaat, verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad om het gezag van de moeder te beëindigen. De moeder heeft verklaard dat ze moest onderduiken voor haar ex-partner en haar kinderen niet in gevaar wilde brengen. Hierdoor is ze moeilijk bereikbaar geweest en heeft ze een tijd geen contact opgenomen met de kinderen en kon ze soms niet naar de omgangsmomenten komen. De moeder heeft via de mail aangegeven vooraf toestemming te geven voor alle hulpverlening die de kinderen nodig hebben. De moeder staat er voor open om samen met de vader het gezag over de kinderen te dragen en samen te werken in het belang van de kinderen. De advocaat heeft namens de moeder naar voren gebracht dat niet wordt voldaan aan de gronden voor de gezagsbeëindiging. De moeder accepteert dat de kinderen bij de vader wonen en vindt het een goed idee om samen met de vader het ouderlijk gezag uit te oefenen. De moeder werkt de uitoefening van het gezag niet tegen en er is geen onduidelijkheid over het toekomstperspectief van de kinderen. De moeder stemt in met alle behandelingen of andere zaken die nodig worden geacht door de gecertificeerde instelling en verzet zich hier niet tegen. Uit het enkele feit dat de moeder door externe factoren, namelijk haar gewelddadige ex-partner, op sommige momenten niet altijd direct beschikbaar is geweest, blijkt niet dat de moeder het gezag tegenwerkt. Hierdoor ontbreekt te noodzaak van de gezagsbeëindiging en is het een te grote inbreuk op de rechten van de moeder en de kinderen.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het verleden bij de moeder zijn blootgesteld aan huiselijk geweld, verwaarlozing, harddrugsgebruik, prostitutie, overlast en dreiging van een huisuitzetting. De kinderen hebben last van hun traumatische verleden en hebben hierdoor grote achterstanden opgelopen op school en in hun ontwikkeling. Bij de moeder is er sprake van complexe problematiek en het is haar de afgelopen jaren niet gelukt om verantwoordelijkheid te nemen en de opgelopen schade bij de kinderen te (h)erkennen. Haar eigen problemen staan op de voorgrond en overschaduwen haar mogelijkheden om in het belang van de kinderen te handelen en adequaat invulling te geven aan haar gezag. De moeder is lange tijd moeilijk bereikbaar geweest voor de vader en de hulpverlening waardoor de samenwerking onvoldoende van de grond is gekomen en belangrijke beslissingen voor de kinderen ernstige vertraging hebben opgelopen door het uitblijven van een reactie van de moeder. Een algemene toestemming voor alles wat noodzakelijk voor de kinderen is onvoldoende specifiek en daarom niet aan te merken als een toestemming voor de diverse zaken die geregeld moesten worden. Daarnaast zijn er zorgen over de omgang tussen de kinderen doordat de moeder meerdere bezoeken heeft afgezegd, wat pijnlijk was voor de kinderen. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder daarom toewijzen.
De vader heeft ter zitting verzocht met de uitoefening van het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te worden belast. Ingevolge artikel 1:274, tweede lid, BW wordt dit verzoek ingewilligd indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht. De rechtbank overweegt dat de kinderen een positieve ontwikkeling hebben laten zien sinds ze bij de vader verblijven. De vader biedt de kinderen voldoende warmte, steun, structuur en voorspelbaarheid en werkt mee met de hulpverlening. Het perspectief van de kinderen ligt bij de vader en de vader heeft nu meer dan een jaar laten zien in staat te zijn om aan te kunnen sluiten bij de behoeften van de kinderen en hen een veilige opvoedomgeving te bieden. De rechtbank acht het daarom in het belang van de kinderen dat de vader belast wordt met de uitoefening van het ouderlijk gezag en zal het verzoek daarom toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van
de moeder: [de vrouw] geboren op [geboortedag 3] 1971 te [geboorteplaats]
over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2008 te [geboorteplaats]
belast de vader, [de man] geboren op [geboortedag 4] 1966 te [geboortedag 5] Marokko, met de uitoefening van het ouderlijk gezag over voormelde minderjarigen,
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021 door mr. S.M. Borkent, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.