ECLI:NL:RBDHA:2021:11375

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 921
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor verbouwing van winkel naar woningen en geschil over erfdienstbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor de verbouwing van een winkel met woning naar twee woningen. De vergunninghoudster, Wijk en Woude Beheer B.V., had aanvankelijk een omgevingsvergunning aangevraagd, die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag was geweigerd. Dit besluit werd later door het college herzien, en de vergunning werd alsnog verleend. Eisers, die buren zijn van de vergunninghoudster, hebben hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de bouwtekeningen onjuist waren en dat de vergunning niet verleend had mogen worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bouwtekeningen inderdaad niet klopten, met name wat betreft de indeling van de poort en de toegang tot de woningen. De rechtbank oordeelde dat de omgevingsvergunning niet in stand kon blijven, omdat deze was verleend op basis van onjuiste informatie. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Tevens heeft de rechtbank verweerder opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er een erfdienstbaarheid bestaat die het gebruik van de poort door de vergunninghoudster toestaat, maar dat dit niet gelijkstaat aan het afsluiten van de poort door middel van een muur. De rechtbank heeft de partijen aangemoedigd om in overleg te treden over hun geschil. Tot slot heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht aan eisers moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/6483

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. V. Boender-Wiebenga)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Wijk en Woude Beheer B.V., te Den Haag (vergunninghoudster)
(gemachtide: mr. I.R. Köhne).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning geweigerd aan vergunninghoudster voor het verbouwen van de winkel met de woning [adres] [huisnummer 1] te [plaats] tot twee woningen.
Bij besluit van 5 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van vergunninghoudster gegrond verklaard en de gevraagde omgevingsvergunning alsnog verleend.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft desgevraagd een verweerschrift ingediend.
Vergunninghoudster heeft bij brief van [huisnummer 4] augustus 2021 een arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 september 2020 overgelegd (zaaknummer 200.259.960/01).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2021. Eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [A] .

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Vergunninghoudster heeft op 23 juli 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verbouwen van de winkel met de woning [adres] [huisnummer 1] te [plaats] tot twee woningen.
In de aanvraag heeft vergunninghoudster ingevuld:
“Aanvraagnaam [adres] [huisnummer 1] -herbouw appartement
Projectomschrijving Het herbouwen van het appartement op het achtererf
Locatie
1 Adres
Postcode [postcode]
Huisnummer [huisnummer 1]
Straatnaam [adres] ”
1.2
Bij de aanvraag zijn bouwtekeningen gevoegd. Voor zover voor deze zaak relevant geeft de rechtbank hieronder een uitsnede uit de tekening van de voorgevel nieuw (datum 29-05-2018; wijzigingen: 19-11-2018; blad 4) en een uitsnede uit de tekening van de plattegrond begane grond nieuw (datum: 29-05-2018; wijzigingen 25-08-2018; blad 2):
[huisnummer 2] [huisnummer 3] [huisnummer 1] [huisnummer 3] [huisnummer 2]
Voorgevel nieuw Plattegrond begane grond nieuw
1.3
Het gerechtshof Den Haag heeft op 22 september 2020 arrest gewezen tussen [A] voornoemd als appellant en eisers (zaaknummer 200.259.960/01). Uit dat arrest blijkt dat eisers eigenaar zijn van de woning met omliggende grond gelegen op het adres [adres] [huisnummer 4] te [plaats] en kadastraal bekend als [kadastraal nummer 1] ; voorheen [kadastraal nummer 2] .
[A] is eigenaar van de naastgelegen woning met omliggende grond op het adres [adres] [huisnummer 1] en [huisnummer 3] te [plaats] en kadastraal bekend als [kadastraal nummer 3] en [kadastraal nummer 4] ; voorheen: [kadastraal nummer 5] . [A] heeft nummer [huisnummer 1] aangekocht als beleggingsobject en is voornemens het pand te splitsen in appartementen. In dat arrest Het hof heeft in dat arrest - voor zover hier relevant - overwogen:

4. Tussen de woningen ligt op het perceel van [eiser 2] c.s. een overdekte poort. De poort is aan de kant van de openbare weg afgesloten met een deur. Tussen de achtererven van partijen bevindt zich, op de erfgrens, een muur. Aan het einde van de poort, gezien vanaf de openbare weg, zit in de muur een opening met een houten deur. Deze houten deur bevindt zich hier in ieder geval al vanaf 1991 en uitsluitend [A] heeft een sleutel hiervan. Op het achtererf van nummer [huisnummer 1] lagen in het verleden een 'beerput' (kort gezegd: een put waarin uitwerpselen opgevangen kunnen worden) en een ‘Nortonwel’ (kort gezegd: een waterbron die is aangelegd door het slaan van een pijp in de grond tot een watervoerende laag is bereikt). Zowel de beerput als de Nortonwel zijn er niet meer. (…) Als aanvulling hierop heeft het hof onderstaande schets vervaardigd (niet op schaal).
erfgrens houten deurpoort
Openbare weg
1.4
Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning aangemerkt als een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en tevens voor het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Vervolgens heeft verweerder de omgevingsvergunning afgewezen omdat de aanvraag niet voldoet aan de artikelen 6.1 en 25, onder d, van het vigerende bestemmingsplan voor wat betreft het wijzigen van het gebruik winkel tot een woning op de begane grond en het bouwkundig splitsen van een bestaande woning tot twee of meer zelfstandige woningen.
1.5
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de omgevingsvergunning alsnog verleend. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat weigering ervan in strijd was met het gelijkheidsbeginsel.
1.6
Eisers betogen dat verweerder de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen omdat de bouwtekeningen niet kloppen. Op de bouwtekeningen is aangegeven dat de overdekte poort, die gelegen is tussen de woningen [adres] nummer [huisnummer 1] en nummer [huisnummer 4] , bij nummer [huisnummer 1] behoort. Eisers stellen dat de poort bij hun eigen woning behoort. Daarnaast betwisten eisers dat zich aan het einde van de poort een muurtje bevindt. Uitgaande van de bouwtekeningen kunnen eisers niet door de poort. Tot slot is de poort niet 100 cm maar 83 cm breed en kan deze daarom volgens eisers niet dienen als een hoofdingang.
2.1
De rechtbank zal zich in het navolgende beperken tot de door eisers aangevoerde beroepsgrond dat de bouwtekeningen niet kloppen. Met eisers constateert de rechtbank dat dit juist is. Immers, op de bouwtekening van de nieuwe voorgevel staan drie deuren ingetekend waarvan de meest linkse is aangeduid als [huisnummer 2] . Deze deur behoort echter tot het perceel van eisers, met het nummer [huisnummer 4] , zoals ook het hof heeft overwogen (“op het perceel van [eiser 2] c.s.”). Alleen al daaruit blijkt dat de bouwtekeningen niet juist zijn. Op de bouwtekening ‘plattegrond begane grond nieuw’ is deze zelfde ingang bovendien aangeduid als [huisnummer 1] (hetgeen onjuist is) en is [huisnummer 2] de meest rechtse deur.
Ter zitting is verder gebleken dat de breedte van 1100 mm van de poort op de bouwtekening niet de werkelijkheid weergeeft; de poort is smaller.
Tenslotte acht de rechtbank van belang dat op de tekening ‘plattegrond begane grond nieuw’, hierboven opgenomen, aan het eind van de poort, haaks op de scheidingsmuur en dus niet op de erfgrens, een muurtje is ingetekend. Dat muurtje bevindt zich daar thans niet, hetgeen door vergunninghoudster ter zitting is bevestigd. Het hof heeft zich in het door vergunninghoudster overgelegde arrest niet uitgelaten over het hier bedoelde muurtje, maar heeft zijn overwegingen gewijd aan de muur op de erfgrens waarin zich een deur naar het perceel van vergunninghoudster bevindt (op de tekening hiervoor: de houten deurpoort). Op de door het hof in zijn arrest opgenomen tekening is ook sprake van een stippellijn en niet van een ononderbroken lijn, waarmee de muur wordt aangeduid.
Aldus is de omgevingsvergunning verleend op basis van bouwtekeningen waarop de (nieuwe) situatie niet juist blijkt te zijn weergeven.
2.2
Reeds gelet op het voorgaande kan de omgevingsvergunning naar het oordeel van de rechtbank niet in stand blijven.
2.3
Het feit dat in de loop van deze procedure vast is komen te staan, zoals vergunninghoudster en eisers ter zitting hebben erkend, dat sprake is van een erfdienstbaarheid op grond waarvan de poort op het perceel van eisers gebruikt mag worden om toegang te verschaffen tot een deur in de zijmuur naar nummer [huisnummer 1] maakt dit niet anders. Het krachtens de erfdienstbaarheid toegestane gebruik van de poort en de deur in de muur op de erfgrens is immers niet hetzelfde als het kunnen afsluiten van de poort (en de toegang tot het perceel van eisers) door middel van een te bouwen muur haaks op die erfgrens.
2.4
Het beroep is gegrond. Al het overige kan onbesproken blijven. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Gelet op de ter zitting gebleken (langlopende) conflictsituatie tussen eisers en [A] , lijkt het de rechtbank dienstig dat eisers en [A] in overleg treden teneinde de mogelijkheden van een oplossing voor hun geschil te onderzoeken.
2.5
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht vergoedt. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 174,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2021.
De griffier is niet in de
gelegenheid de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.