ECLI:NL:RBDHA:2021:11370
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek tot scheiding van tafel en bed wegens ontbrekende stukken
Op 26 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot scheiding van tafel en bed, ingediend door de vrouw [X] en de man [Y], beide vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Arslan. Het verzoekschrift was op 9 juni 2021 ingediend, maar de rechtbank constateerde dat er belangrijke stukken ontbraken. De griffie had op 15 juni 2021 bevestigd dat deze stukken binnen vier weken moesten worden overgelegd, maar dit is niet gebeurd. De advocaat heeft op 25 juni 2021 om uitstel gevraagd tot 1 september 2021, maar na deze datum heeft de rechtbank niets meer van de verzoekers vernomen.
De rechtbank heeft beoordeeld dat de verzoekers niet hebben voldaan aan de eisen die aan hen zijn gesteld. Er zijn geen klemmende redenen aangevoerd voor het niet overleggen van de ontbrekende stukken, en er is ook geen verzoek tot mondelinge behandeling ingediend. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om de verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek tot scheiding van tafel en bed. Deze beslissing is genomen in het belang van een zorgvuldige en efficiënte rechtsgang, waarbij het essentieel is dat alle benodigde informatie tijdig wordt aangeleverd.
De beschikking is uitgesproken op de openbare zitting van 26 oktober 2021 door rechter mr. H.M. Boone, bijgestaan door griffier A.M.C. Guit-van den Berg.