In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen de man, [Y], en de vrouw, [X]. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verweer en verzoekschriften van beide partijen. De man en de vrouw zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en hebben samen drie minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De man verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, terwijl de vrouw verzocht om de hoofdverblijfplaats bij haar te vestigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man zal zijn, gezien de omstandigheden en de weerstand van de oudste minderjarige tegen contact met de moeder. De rechtbank heeft ook de zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen om de week bij de man en de vrouw verblijven. Daarnaast is er aandacht besteed aan de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de schulden, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat de compensatie van de overheid in het kader van de toeslagenaffaire mogelijk invloed heeft op de verdeling van de schulden. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en partijen verwezen naar mediation om hun communicatie te verbeteren.