Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder(gemachtigde: mr. R. Jonkman).
Procesverloop
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
Wat vindt eiser in beroep?
“dat een verzoeker „onderduikt” in de zin van die bepaling wanneer deze persoon doelbewust ervoor zorgt dat hij buiten het bereik blijft van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de overdracht, teneinde deze overdracht te voorkomen. Aangenomen mag worden dat zulks het geval is wanneer die overdracht niet kan worden uitgevoerd omdat de verzoeker de hem toegekende woonplaats heeft verlaten zonder de bevoegde nationale autoriteiten van zijn afwezigheid op de hoogte te brengen, op voorwaarde dat hij werd geïnformeerd over zijn desbetreffende verplichtingen, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan. De betrokken verzoeker behoudt de mogelijkheid om aan te tonen dat er geldige redenen waren om de autoriteiten niet in te lichten over zijn afwezigheid en dat hij niet de bedoeling had om zich te onttrekken aan die autoriteiten”.4.2 Verweerder heeft volgens de rechtbank in dit geval niet aannemelijk gemaakt dat eiser niet is overgedragen omdat hij met onbekende bestemming is vertrokken. Eiser is weliswaar niet verschenen op de op 16 december 2020 geplande vlucht naar Roemenië, maar uit het dossier blijkt niet dat eiser op de hoogte was van de geplande vlucht dan wel wanneer dat zou moeten zijn gebeurd. Nog daargelaten dat eiser betoogt dat de aanvullende stukken van verweerder wegens de goede procesorde buiten beschouwing moeten blijven nu verweerder deze stukken pas laat in de avond voorafgaand aan de zitting heeft geüpload, zijn ook deze stukken volgens de rechtbank onvoldoende bewijs om tot een andere conclusie te komen. Daarbij komt ook dat eiser onbetwist heeft aangevoerd dat zijn neef – waar eiser op dat moment verbleef – op 15 december 2020 telefonisch contact heeft opgenomen met de opvang om door te geven dat eiser vanwege COVID-19 klachten niet in staat was om die week aan de meldplicht te voldoen. Eiser heeft de autoriteiten op die manier dus op de hoogte gebracht van zijn afwezigheid en zijn tijdelijke andere verblijfplaats. Tot slot acht de rechtbank van belang dat verweerder de daadwerkelijke MOB-melding niet heeft overgelegd. Nu verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de overdracht niet kon worden uitgevoerd omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, kan niet worden gesteld dat eiser doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten is gebleven om zijn overdracht te voorkomen. Van onderduiken in de zin van de Dublinverordening is daarom geen sprake.
Beslissing
- draagt verweerder op om eiser in de nationale asielprocedure op te nemen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.