In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, betreft het een verzoek tot voorlopige voogdij in het kader van internationale kinderontvoering. De moeder, wonende in Egypte, heeft op 27 juli 2021 een verzoek ingediend voor de onmiddellijke terugkeer van haar minderjarige kind, geboren in 2014, dat door de vader zonder toestemming naar Nederland is gebracht. De ouders zijn van 2013 tot 2017 gehuwd geweest en hebben samen het minderjarige kind. De vader heeft het kind in oktober 2017 meegenomen uit Egypte en sindsdien is de moeder verstoken van contact.
De rechtbank heeft op 18 augustus 2021 een regiezitting gehouden, waarbij de zaak digitaal is behandeld vanwege coronamaatregelen. De moeder was vertegenwoordigd door haar advocaat, terwijl de vader ook bijgestaan werd door een advocaat en een tolk. De rechtbank heeft de ouders verwezen naar crossborder mediation om tot een minnelijke regeling te komen. De moeder heeft verzocht om de onmiddellijke terugkeer van het kind en om voorlopige voogdij, omdat zij vreest dat het kind aan de tenuitvoerlegging van een teruggeleidingsbevel zal worden onttrokken.
De rechtbank heeft, na beoordeling van de situatie, besloten om Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te belasten met de voorlopige voogdij over het kind. De rechtbank heeft zorgen over het welzijn van het kind, gezien de omstandigheden waaronder de vader het kind naar Nederland heeft gebracht en de onzekere situatie waarin zij zich bevinden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en verdere beslissingen zijn aangehouden.