ECLI:NL:RBDHA:2021:11331

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/615555 / FA RK 21-4966
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en voorlopige voogdij in een geschil tussen ouders

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, betreft het een verzoek tot voorlopige voogdij in het kader van internationale kinderontvoering. De moeder, wonende in Egypte, heeft op 27 juli 2021 een verzoek ingediend voor de onmiddellijke terugkeer van haar minderjarige kind, geboren in 2014, dat door de vader zonder toestemming naar Nederland is gebracht. De ouders zijn van 2013 tot 2017 gehuwd geweest en hebben samen het minderjarige kind. De vader heeft het kind in oktober 2017 meegenomen uit Egypte en sindsdien is de moeder verstoken van contact.

De rechtbank heeft op 18 augustus 2021 een regiezitting gehouden, waarbij de zaak digitaal is behandeld vanwege coronamaatregelen. De moeder was vertegenwoordigd door haar advocaat, terwijl de vader ook bijgestaan werd door een advocaat en een tolk. De rechtbank heeft de ouders verwezen naar crossborder mediation om tot een minnelijke regeling te komen. De moeder heeft verzocht om de onmiddellijke terugkeer van het kind en om voorlopige voogdij, omdat zij vreest dat het kind aan de tenuitvoerlegging van een teruggeleidingsbevel zal worden onttrokken.

De rechtbank heeft, na beoordeling van de situatie, besloten om Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te belasten met de voorlopige voogdij over het kind. De rechtbank heeft zorgen over het welzijn van het kind, gezien de omstandigheden waaronder de vader het kind naar Nederland heeft gebracht en de onzekere situatie waarin zij zich bevinden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 21-4966
Zaaknummer: C/09/615555
Datum beschikking: 18 augustus 2021

Internationale kinderontvoering – voorlopige voogdij

Beschikking in het kader van het op 27 juli 2021 ingekomen verzoek van:

[X]

de moeder,
wonende te [woonplaats X] , Egypte,
advocaat: mr. Y.M. Schrevelius te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y]

de vader,
wonende te [woonplaats Y] ,
advocaat: mr. A. van Toorn te Rotterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 2 augustus 2021, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
Op 17 augustus 2021 is de zaak (door de maatregelen in verband met het coronavirus) ter videozitting met gesloten deuren behandeld. Hierbij waren digitaal aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en mevrouw [naam tolk] als tolk in de Arabische taal;
  • [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Het betrof hier een regiezitting met het oog op crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. H.M. Boone. De behandeling ter zitting is aangehouden.
Na genoemde regiezitting zijn de vader en de moeder verwezen naar crossborder mediation, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, om tot een minnelijke regeling te komen.

Tot nu toe vaststaande feiten

  • De vader en de moeder zijn gehuwd geweest van [huwelijksdatum] 2013 tot [datum scheiding] 2017.
  • Zij zijn de ouders van het volgende nog minderjarige kind:
- [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , Egypte.
  • De vader is in oktober 2017 met [minderjarige] uit Egypte vertrokken.
  • [minderjarige] is vanaf 6 augustus 2019 in de basisregistratie personen (brp) ingeschreven.
  • De vader, de moeder en [minderjarige] hebben de Egyptische nationaliteit.
  • Bij uitspraak van 25 juli 2018 van de ‘6th of October Family Court’ heeft de moeder het zorgrecht over [minderjarige] gekregen.
  • De moeder heeft zich niet gemeld bij de Nederlandse Centrale Autoriteit.

Verzoek en verweer

De moeder heeft verzocht, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad:
de onmiddellijke terugkeer van [minderjarige] te bevelen, zonodig met behulp van de sterke arm, uiterlijk op 1 augustus 2021, danwel op een datum en wijze als de rechtbank in goede justitie juist acht, waarbij de moeder [minderjarige] zal ophalen in Nederland en zal terugbrengen naar Egypte, te bevelen dat de vader [minderjarige] op deze datum dient te overhandigen aan de moeder met de benodigde geldige reisdocumenten zodat de moeder [minderjarige] zelf mee terug kan nemen naar Egypte;
te bepalen dat Stichting Jeugdbescherming zal worden belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] tot het moment van afgifte aan de moeder danwel teruggeleiding naar Egypte;
te bepalen dat de vader de nader nog te specificeren kosten zal betalen, dan wel een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
de moeder te machtigen, althans haar toestemming te verlenen, om deze beschikking zo nodig ten uitvoer te leggen met behulp van sterke arm van politie en justitie;
met veroordeling van de vader in de kosten van deze procedure.
De vader heeft ten tijde van de regiezitting nog geen schriftelijk verweer gevoerd.

Beoordeling

De rechtbank kan op grond van artikel 13, vierde lid, van de Uitvoeringswet op verzoek of ambtshalve een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet belasten met de voorlopige voogdij over een kind, indien het gevaar bestaat dat het kind wordt onttrokken aan de tenuitvoerlegging van een bevel tot teruggeleiding zoals bedoeld in het vijfde lid van dat artikel.
De moeder stelt ter onderbouwing van haar verzoek dat zij vreest dat [minderjarige] , gedurende de procedure en indien de teruggeleiding wordt bevolen, aan tenuitvoerlegging zullen worden onttrokken gelet op de gedragingen en uitlatingen van de vader.
De Raad heeft ter zitting aangegeven zich voor te kunnen stellen dat de rechtbank ambtshalve de voorlopige voogdij uitspreekt, gelet op de complexiteit van de zaak en de zorgen over de situatie van [minderjarige] .
De rechtbank zal – zoals tijdens de zitting al mondeling uitgesproken – de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige] . De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Uit de stukken en wat ter zitting is gezegd is gebleken dat de vader in 2017 abrupt met [minderjarige] uit Egypte is vertrokken zonder toestemming van de moeder, waardoor zij plotseling verstoken was van contact met de moeder. De rechtbank maakt zich dan ook zorgen over het welzijn van [minderjarige] . De vader en [minderjarige] verblijven in een asielzoekerscentrum en zijn nog in afwachting van de beslissing op een verblijfsvergunning asiel. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een bestendige situatie en de toekomst van de vader en [minderjarige] in Nederland is nog onzeker. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het gevaar bestaat dat [minderjarige] door de vader zal worden onttrokken aan de tenuitvoerlegging van een eventueel bevel tot teruggeleiding.
De rechtbank zal aldus beslissen.

(alleen opnemen indien kostenveroordeling is verzocht)

Beslissing

De rechtbank:
*
belast Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met de voorlopige voogdij over het minderjarige kind:
- [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , Egypte,
van 18 augustus 2021 tot het moment waarop een eventuele beslissing tot teruggeleiding ten uitvoer zal zijn gelegd;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M.I. Noordegraaf als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 augustus 2021.