ECLI:NL:RBDHA:2021:11317

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.9664
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens te late indiening van beroepsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, in beroep ging tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de eiser geen beroepsgronden heeft ingediend binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft eiser op 24 juni 2021 verzocht om dit verzuim te herstellen, maar de beroepsgronden zijn pas op 2 juli 2021 ontvangen. De gemachtigde van eiser voerde aan dat hij geen notificatie had ontvangen van het verzoek van de rechtbank, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de notificatie op 24 juni 2021 correct was verzonden. Een technisch onderzoek bevestigde dat er geen verstoringen waren op de verzenddatum. De rechtbank oordeelde dat de stelling van de gemachtigde niet voldoende onderbouwd was en dat de problemen met de server van zijn kantoor niet relevant waren voor de periode in kwestie. De rechtbank heeft ook het beroep van eiser op een arrest van het EHRM verworpen, omdat dit niet concreet was onderbouwd. De rechtbank heeft besloten dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9664

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juni 2021 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank - na een herstelmogelijkheid - het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank laat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege indien het niet aan eiser te verwijten valt dat de beroepsgronden niet of niet tijdig zijn ingediend.
3. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij bericht van 24 juni 2021 verzocht om binnen vijf werkdagen na de dag van verzending van het bericht, dat wil zeggen uiterlijk op 1 juli 2021, dit verzuim te herstellen. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Van eiser zijn op 2 juli 2021 de beroepsgronden ontvangen. De gemachtigde van eiser heeft hiervoor als reden opgegeven dat hij geen notificatie heeft ontvangen van het bericht van de rechtbank van 24 juni 2021 en dat hij het bericht eerst later bij toeval heeft gezien.
4. In het Tijdelijk procesreglement Asiel- en Bewaringszaken 2015 is geregeld dat de rechtbank van elke wijziging in het procesdossier een notificatie per e-mailbericht zendt aan de partij die een e-mailadres heeft vermeld in Mijn Rechtspraak. Op verzoek van de gemachtigde van eiser heeft de rechtbank daarom een technisch onderzoek laten verrichten door IVO Rechtspraak om na te gaan of ook in dit geval een notificatie is verzonden. Uit dit onderzoek van 26 augustus 2021 blijkt dat vanuit de griffie op 24 juni 2021 om 15:38 uur een notificatie is gestuurd aan de gemachtigde van eiser van het bericht waarbij aan eiser een termijn wordt gesteld voor het kenbaar maken van de beroepsgronden. Verder blijkt hieruit dat er op 24 en 25 juni 2021 geen relevante verstoringen en/of onderhoudsmeldingen zijn geweest. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank aan haar voormelde verplichting voldaan.
5. De rechtbank volgt niet de stelling van de gemachtigde van eiser dat hij de notificatie desondanks niet heeft ontvangen en dat om die reden niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege moet blijven. Ter onderbouwing hiervan heeft de gemachtigde uitsluitend gewezen op serverproblemen van zijn kantoor in oktober 2021. Daargelaten de vraag voor wiens risico dergelijke problemen moeten zijn, stelt de rechtbank vast dat genoemde problemen niet zien op de periode die hier aan de orde is. De suggestie van de gemachtigde dat mogelijk in juni 2021 al sprake was van deze serverproblemen, heeft hij niet onderbouwd.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Het beroep van eiser op het arrest van het EHRM van 19 februari 1998 in de zaak Bahaddar tegen Nederland slaagt niet, omdat de gemachtigde dit beroep niet concreet heeft onderbouwd. Voor zover eiser meent dat hij bij terugkeer naar haar land van herkomst een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM kan hij hiervoor een nieuwe asielaanvraag indienen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000