ECLI:NL:RBDHA:2021:11311

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.12702
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens onvoldoende onderbouwing van familieleven en asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 1 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 augustus 2021 werd afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 16 augustus 2021 behandeld via een beeldverbinding. De eiser voerde aan dat zijn asielrelaas geloofwaardig was, maar dat de staatssecretaris het criterium voor toelating te beperkt had uitgelegd. Hij stelde dat de algemene situatie in Nigeria, met name in Lagos, zo slecht was dat hij een reëel risico liep bij terugkeer. Daarnaast deed hij een beroep op zijn familieleven met een medebewoner van het AZC, maar kon deze relatie niet voldoende onderbouwen met documenten.

De rechtbank oordeelde dat het asielrelaas van de eiser niet zwaarwegend genoeg was voor vluchtelingschap en dat er geen reëel risico op ernstige schade bestond bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet met documenten had aangetoond dat hij een relatie had met de medebewoner, en dat de staatssecretaris daarom geen familieleven hoefde aan te nemen. De rechtbank concludeerde dat de aangevoerde gronden niet leidden tot vernietiging van het bestreden besluit en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter R. Hirzalla, in aanwezigheid van griffier E.H. KalseSpoon, en werd openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12702

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Procesverloop

Bij besluit van 3 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel van 1 oktober 2020 afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder heeft eiser ook aangezegd dat hij Nederland en de EU binnen vier weken moet verlaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 augustus 2021 op zitting via een beeldverbinding (Skype) behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook was aanwezig mevrouw A [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1995.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Algemene (veiligheids-)situatie in Lagos en
3. Eiser is onder valse voorwendselen naar Libië gebracht en heeft daar gedwongen moeten werken.
Verweerder heeft deze relevante elementen allemaal geloofwaardig geacht. Hij heeft echter geconcludeerd dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [2] . De geloofwaardig geachte relevante elementen zijn volgens verweerder niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft aangevoerd dat hij inmiddels familieleven heeft met [naam] (hierna: [naam] ). Eiser heeft echter niet met verklaringen of documenten aangetoond dat hij een relatie heeft met [naam] of dat hij met haar samenwoont. Daarom neemt verweerder geen familieleven aan, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
3. Eiser voert in beroep aan dat het vreemd is dat verweerder zijn asielrelaas wel gelooft, maar zijn aanvraag om asiel, nadat hij al jaren in onzekerheid en met steeds meer hoop in Nederland verblijft, toch afwijst. De algehele situatie in zijn land van herkomst is slecht, met veel armoede, oplichting en uitbuiting. Volgens eiser legt verweerder het criterium in de b-grond van artikel 29 van de Vw 2000, waarbij alleen de “most extreme cases of general violence” tot toelating leiden te beperkt uit. In zijn buurt is zoveel (algemeen) geweld dat eigenlijk een ieder een reëel risico loopt daarvan de dupe te worden. Het criterium van artikel 3 van het EVRM wordt dus veel eerder bereikt dan wanneer dat beperkt wordt tot enkel “the most extreme cases”. Daarnaast doet eiser een beroep op het familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Eiser is al jaren met [naam] , verweerder (in de persoon van het COA) weet daarvan omdat zij samenwonen in het AZC. Het is daarom niet passend dat verweerder verlangt dat eiser met documenten het familieleven aantoont. Verweerder heeft over zijn relatie onvoldoende doorgevraagd of informatie ingewonnen. Verweerder had de zaken van eiser en Ibrabim procedureel bij elkaar moeten houden.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het individuele asielrelaas van eiser niet zwaarwegend genoeg is voor vluchtelingschap of een reëel risico op ernstige schade oplevert wanneer hij wordt teruggestuurd naar Nigeria. Eiser heeft alleen gewezen op de algemene situatie in Lagos en de wijk Ajegunle, waar hij vandaan komt. Hij heeft zelf geen problemen ondervonden. In het nader gehoor is hem daar uitgebreid naar gevraagd. [3] Eiser heeft verklaard dat hij vreest voor de algehele gewelddadige situatie in Nigeria. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen reden heeft om bij terugkeer naar Nigeria te vrezen voor schending van artikel 3 van het EVRM en dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
5. De rechtbank stelt verder met verweerder vast dat eiser niet met documenten heeft onderbouwd dat hij familieleven heeft met [naam] , terwijl dit wel op zijn weg ligt. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting uiteengezet dat eiser niets heeft overgelegd om de gestelde relatie te onderbouwen, zelfs geen foto van een belangrijke gebeurtenis in de relatie. Alleen al vanwege privacy overwegingen houdt het COA niet bij welke bewoners van een AZC met elkaar samenwonen. Eiser is in het nader gehoor [4] over de relatie bevraagd en heeft dit in de correcties en aanbevelingen aangevuld met de volledige naam en persoonsgegevens van [naam] . Op grond van de enkele, niet onderbouwde, verklaring dat eiser een relatie heeft en nu met haar samenwoont in het AZC heeft verweerder geen familieleven hoeven aannemen. De rechtbank ziet ook geen reden om het beroep van eiser aan te houden in verband met de asielprocedure van [naam] .
6. De aangevoerde gronden leiden niet tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. KalseSpoon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Nader gehoor, pagina 16 en verder.
4.Nader gehoor, pagina 9.