Uitspraak
Scheiding
Beschikking op het op 4 september 2020 ingekomen verzoek van:
[X]
[Y] ,
Procedure
- het verzoekschrift;
- het aanvullend verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift;
- het bericht van 9 september 2020, met bijlage, van de zijde van de vrouw;
- het formulier verdelen en verrekenen van 1 maart 2021 van de zijde van de vrouw;
- het formulier verdelen en verrekenen van 5 maart 2021 van de zijde van de man;
- het bericht van 12 maart 2021 van de zijde van de vrouw;
- het bericht van 23 april 2021 van de zijde van de vrouw;
- het bericht van 21 mei 2021 van de zijde van de vrouw;
- het bericht van 1 september 2021, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- het bericht van 3 september 2021, met bijlagen, van de zijde van de man.
- de vrouw, bijgestaan door mr. M.C.J.G. Kathmann als waarnemer van mr. N.M. van Leeuwen;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
Feiten
- Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 1993 te [huwelijksplaats] .
- Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.
Verzoek en verweer
- vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van € 466,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum van de echtscheidingsbeschikking, althans met ingang van een datum als de rechtbank in goede justitie juist acht;
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel van de vrouw, deels op straffe van een dwangsom;
- vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van € 10,- per maand, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
- bepaling dat de echtelijke woning aan hem zal worden toegescheiden,
Beoordeling
“Het komt voor dat de onderhoudsplichtige de voormalige echtelijke woning blijft bewonen, maar dan wel genoodzaakt is ter financiering van zijn overbedeling de hypotheek te verhogen. Extra woonlasten zijn daarvan het gevolg. Deze extra lasten - niet alleen de rente maar ook de 'vermogensvormende' aflossing / premie - worden in aanmerking genomen, in ieder geval tot het plafond van een redelijke totale netto woonlast. Deze aanbeveling heeft als bezwaar dat de onderhoudsgerechtigde of rechthebbende voor de ontvangen overbedelingsuitkering moet boeten in de vorm van een lagere alimentatie. Het zou echter niet reëel zijn de onderhoudsplichtige te dwingen tot verhuizen als dit een even hoge woonlast zou opleveren als de voormalige echtelijke woning met een verhoogde hypotheek.”De rechtbank overweegt verder dat de man volgens de door partijen overgelegde berekeningen een NBI heeft van circa € 2.400,- per maand. Uitgaande van richtlijn dat de woonlasten circa 1/3e van het NBI zouden moeten bedragen, zouden de woonlasten van de man € 800,- per maand mogen zijn. De rechtbank moet derhalve beoordelen of de door de man extra opgevoerde € 140,- per maand onredelijk is. De rechtbank overweegt daarbij dat de vrouw weliswaar over een sociale huurwoning beschikt, maar dat de man daar gelet op de hoogte van zijn totale huidige inkomsten uit pensioen én arbeid – zoals de vrouw ook ter zitting heeft aangegeven – op dit moment in ieder geval geen recht op heeft. Voor zover dat anders zou zijn in geval de man stopt met werken, staat niet zonder meer vast dat de man (op korte termijn) aanspraak maakt op een sociale huurwoning. Verder heeft de man onweersproken gesteld dat de gemiddelde kale huur in de vrije sector nu € 1.142,- per maand is. Voor zover de vrouw heeft gesteld dat niet met een hypotheekrente van 3,75% zou moeten worden gerekend, overweegt de rechtbank dat zij geen reden heeft om aan de juistheid van de door de man overgelegde stukken te twijfelen. Dit geldt temeer omdat de man er zelf ook belang bij heeft om een zo laag mogelijke hypotheekrente te verkrijgen.
Beslissing
- de vrouw zal uiterlijk 22 september 2021 drie makelaars aan de man voorstellen, waarna de man uiterlijk 29 september 2021 één makelaar uitkiest; partijen zullen samen vóór vrijdag 1 oktober 2021 contact met de makelaar opnemen om een afspraak te maken voor een bindende taxatie van de echtelijke woning, waarbij zij beiden aanwezig zullen zijn;
- de echtelijke woning wordt vervolgens aan de man toegedeeld, onder de verplichting van de man om binnen zes weken na ontvangst van de taxatie aan te tonen dat hij de overname van de echtelijke woning tegen de getaxeerde waarde kan financieren, onder ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de op de echtelijke woning rustende hypothecaire geldleningen, een en ander onder de verplichting om de helft van de overwaarde van echtelijke woning (taxatiewaarde +/+ waarden van beleggingsrekening en depot -/- hypothecaire geldlening) aan de vrouw uit te keren; daarbij dienen partijen gezamenlijk de kosten van de makelaar te dragen en dient de man (als koper) de kosten verbonden aan de levering te dragen;
- voor het geval de man er niet binnen voornoemde termijn van zes weken in slaagt voornoemde financiering onder voornoemde voorwaarden te verkrijgen, dient de woning alsnog verkocht te worden aan een derde; in dat geval dienen partijen alsnog gezamenlijk een opdracht tot verkoop te verstrekken aan voornoemde makelaar; indien partijen geen overeenstemming bereiken over de te hanteren vraagprijs en laatprijs, dienen zij het advies van de makelaar op deze onderdelen te volgen; partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd (na aftrek van alle verkoopkosten) tot de resterende overwaarde (opbrengst woning +/+ waarden van beleggingsrekening en depot -/- hypothecaire geldlening);
- de bankrekeningen eindigend op de volgende nummers: ABNA - [nummer 1] , ABNA - [nummer 2] , de betaal- én spaarrekening bij INGB - [nummer 3] worden toegedeeld aan de man, zonder nadere verrekening, nu de saldi reeds feitelijk zijn verdeeld;
- de inboedelgoederen die zich in de echtelijke woning bevinden worden tussen partijen bij helfte verdeeld met gesloten beurzen;
- de Toyota Aygo met kenteken [kenteken 1] wordt aan de vrouw toegedeeld voor een waarde van € 3.250,-, onder de verplichting om de helft van de waarde aan de man te voldoen;
- de caravan met kentekenen [kenteken 3] wordt aan de vrouw toegedeeld voor een waarde van € 4.845,-, onder de verplichting de helft van de waarde aan de man te voldoen;
- de Aegon lijfrentepolis met rekeningnummer [nr.] wordt gesplitst, zodat ieder van partijen aanspraak maakt op de helft;