ECLI:NL:RBDHA:2021:1123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
C/09/605798 / JE RK 21-33
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 12 januari 2021 was ingediend door de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland. Het verzoek betrof de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die was gegeven aan de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011. De kinderrechter heeft de moeder en de vader als belanghebbenden aangemerkt. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en de verklaringen van de betrokken partijen. Tijdens de zitting op 3 februari 2021, die met gesloten deuren plaatsvond, is de zaak behandeld.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat of bereid is om de voorwaarden van de schriftelijke aanwijzing na te komen. Dit heeft geleid tot een impasse in de omgang tussen de moeder en [minderjarige]. De moeder heeft weliswaar aangegeven bereid te zijn om contact te onderhouden door het sturen van kaarten, maar de kinderrechter oordeelt dat bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing niet zal bijdragen aan het opstarten van de omgang. De kinderrechter heeft benadrukt dat er compromissen gesloten moeten worden door alle betrokkenen in het belang van de minderjarige.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking die op dezelfde dag is vastgesteld. Tegen deze beslissing staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet, conform artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/605798 / JE RK 21-33
Datum uitspraak: 10 februari 2021

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing bekrachtiging schriftelijke aanwijzing

in de zaak naar aanleiding van het op 12 januari 2021 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man 1]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,

[de man 2] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift.
Op 3 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de moeder.
Na de zitting heeft de rechtbank op 9 februari 2021 een emailbericht ontvangen van de gecertificeerde instelling, inhoudende dat het verzoek gehandhaafd wordt.

Feiten

- [minderjarige] is erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de vader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 6 augustus 2020 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 29 augustus 2020 tot 29 augustus 2021, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag.
- De gecertificeerde instelling heeft op 30 november 2020 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . In deze schriftelijke aanwijzing is het volgende opgenomen:
U dient zich aan de volgende voorwaarden en omgangsafspraken te houden, alvorens in overleg afspraken gemaakt kunnen worden over de verdere opbouw in (begeleide) omgang tussen u en [minderjarige] :
1. Bezoek per week, gedurende een uur. Dag en tijdstip worden in overleg met de betrokkenen bepaald. Het bezoek vindt plaats op het kantoor van Jeugdbescherming west.
  • Bij ieder omgangsmoment zal de jeugdbeschermer (of een vervanger) aanwezig zijn. Dit is mede om (het gevoel van) veiligheid van [minderjarige] te waarborgen.
  • [minderjarige] wordt tijdens de bezoeken niet belast met stress van u. In uw geval is het nodig emoties te reguleren. U bent in behandeling voor emotie-regulatie en profiteert meetbaar van deze behandeling. Eén keer per twee maanden ontvangt Jeugdhescherming west een update met de ontwikkelingen ten aanzien van uw behandeltraject. Voor Jeugdbescherming west is het zowel via deze update als tijdens de begeleide omgangsmomenten op deze wijze te toetsen of u uw emoties op moeilijke momenten onder controle kunt houden, zodat de inschatting kan worden gemaakt door Jeugdbescherming west of [minderjarige] hier nog last van zou kunnen hebben.
  • [minderjarige] is geen slachtoffer van fysieke en of verbaal geweld. Dit betekent niet slaan, niet schelden en geen negatieve uitlatingen over de andere personen.
  • U stelt zich open en begeleidbaar op richting de betrokken jeugdbeschermer. U komt uw afspraken na en bent op tijd aanwezig op de afgesproken tijden.
  • U houdt zich aan de bekrachtigde schriftelijke aanwijzing van 30 april 2020.
2. Er dient sprake te zijn van een positieve ouder- en kind interactie, waarbij van u verwacht
wordt dat u aansluit bij de ontwikkelingsbehoefte van [minderjarige] (zoals passend bij een kind
van 9 jaar.) Dat houdt onder meer in: sensitief/responsief ouderschap en positief/bevestigende omgang. De komende maanden zal er, door middel van de wekelijkse begeleide omgang, zicht verkregen worden op deze interactie en zal er mede gekeken worden naar uw pedagogische vaardigheden. De begeleide bezoeken worden met u nabesproken en geëvalueerd zodat u weet wat er goed gaat in het contact met [minderjarige] en wat er verbeterd kan worden. Dit mag per mail/telefonisch/face tot face. Afhankelijk van het verloop van de evaluaties en of u zicht houdt aan de gestelde voorwaarden kan in onderling overleg uitbreiding van de (begeleide) omgang verder worden vormgegeven.

Verzoek en verweer

De gecertificeerde instelling heeft bekrachtiging van voornoemde schriftelijke aanwijzing verzocht.
Tevens wordt verzocht de moeder te veroordelen tot betaling van een geldsom van €250,- voor elke dag dat niet aan de schriftelijke aanwijzing wordt voldaan.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt toegelicht. De bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] is erin gelegen dat er geen contact tussen haar en de moeder is. De moeder reageert echter niet op de berichten van de jeugdbeschermer. Er heeft tot op heden dan ook geen contact tussen haar en [minderjarige] plaatsgevonden. Onlangs heeft zich een situatie voorgedaan waarbij de vader met [minderjarige] aan het wandelen was en zij de moeder onverwachts tegenkwamen. Tegen de vorige schriftelijke aanwijzing in heeft de moeder [minderjarige] geknuffeld en wilde de moeder haar niet meer loslaten. [minderjarige] heeft daarna bij de vader aangegeven dat zij niet meer wil wandelen, uit angst om de moeder tegen te komen. Om diezelfde reden wil zij liever niet meer met de bus naar speltherapie. Het is niet in het belang van [minderjarige] dat dit soort situaties zich nogmaals voordoen, maar de moeder is niet bereid om hierover met de jeugdbeschermer te praten. De schriftelijke aanwijzing houdt in dat de omgang een keer per week begeleid plaatsvindt. Wanneer dat doorgezet wordt, kan de omgang geëvalueerd worden en gekeken worden naar wat er nog meer mogelijk is. [minderjarige] blijft daarin leidend, en zij geeft op dit moment aan zich niet veilig te voelen en zij wil dat iemand bij de omgang aanwezig is. De kaartjes die de moeder naar [minderjarige] wil versturen, dienen naar het kantoor van de gecertificeerde instelling gestuurd te worden, zodat gecontroleerd kan worden of de kaartjes geen belastende inhoud bevatten. Indien de moeder niet tot nader contact komt, zal dit de enige mogelijkheid zijn voor haar om contact te hebben met [minderjarige] . Wanneer de moeder behoefte heeft aan meer contact, kan zij bij de jeugdbeschermer op kantoor komen. De moeder stelt NIKA voor. Dit traject ziet op de hechtingsrelatie tussen de moeder en [minderjarige] . Echter wordt dit aangeboden door Enver, en Enver heeft aangegeven niet meer met de moeder te willen werken.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Zij vindt het belangrijk dat NIKA wordt ingezet, maar dat gebeurt niet. Door middel van het NIKA-traject kunnen de vermeende bedreigingen weggenomen worden. Daarnaast wil zij graag dat de omgang met [minderjarige] weer begeleid wordt door Enver.
De moeder heeft weliswaar een klacht ingediend tegen de vorige begeleidster, maar niet tegen de organisatie. Zij wil graag een nieuwe begeleider, en ziet niet in waarom haar klacht eerst besproken dient te worden alvorens dat mogelijk is. Het staat de moeder tegen dat zij haar kaartjes voor [minderjarige] eerst naar het kantoor van de gecertificeerde instelling moet sturen. Dat is in strijd met haar recht op briefgeheim. Indien de jeugdbeschermer aangeeft wat de moeder niet in de kaartjes mag zetten, zal zij zich daaraan houden en hoeven de kaartjes niet gecontroleerd te worden. De moeder herkent zich niet in de situatie die eind januari voorgevallen zou zijn. Zij heeft zich aan de schriftelijke aanwijzing gehouden en niet zelf contact gezocht met [minderjarige] . De ontmoeting vond toevallig plaats op straat, moeder wilde [minderjarige] niet negeren. Dat kan immers (ten onrechte) door [minderjarige] opgevat worden als een afwijzing en wilde zij voorkomen. Moeder heeft het aanbod voor begeleiding voor zichzelf door een FACT team afgewezen, zij acht dat niet nodig of wenselijk.
De vader heeft het volgende aangegeven. De moeder heeft de afgelopen anderhalf jaar weinig tot geen pogingen gedaan om te laten zien dat de situatie veranderd is. Bij Enver is het uiteindelijk ook niet goed gegaan. De moeder heeft een klacht tegen de toenmalige begeleidster ingediend, maar weigert om met Enver in gesprek te gaan over deze klacht. Zij houdt voet bij stuk wanneer het aankomt op haar principes, maar werkt niet mee aan de pogingen om de omgang op gang te krijgen. Wanneer de kaarten van de moeder rechtstreeks naar het adres van de vader gestuurd worden, zal gewerkt worden volgens de regels van de moeder en niet volgens die van de gecertificeerde instelling. De moeder dient zich echter, net als de vader, te houden aan de regels van de gecertificeerde instelling, aldus vader.

Beoordeling

Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting moet naar het oordeel van de kinderrechter het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing en het opleggen van een dwangsom worden afgewezen. Daartoe is redengevend dat ter zitting is gebleken dat de moeder de schriftelijke aanwijzing niet kan cq wil nakomen. Bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing draagt momenteel niet bij aan het doel hiervan, te weten het opstarten van de omgang tussen de moeder en [minderjarige] . De moeder is betrokken bij haar dochter, maar legt zichzelf en ook anderen (te) strikte beperkingen en voorwaarden op ten aanzien van de wijze waarop zij die betrokkenheid kan tonen. Dit heeft geleid tot een impasse, waardoor geen enkel contact meer bestaat tussen moeder en dochter.
Op zitting is uitvoerig gesproken over een mogelijk compromis om uit de volledige impasse te komen. De moeder heeft ter zitting de bereidheid getoond het contact met [minderjarige] in stand te houden door het met regelmaat sturen van een kaart. Zij noemde de naderende verjaardag van [minderjarige] op 10 februari als belangrijke datum, waarop zij een kaart zou willen sturen. Daarbij heeft zij tevens verklaard dat zij met de inhoud van hetgeen zij op de kaart schrijft rekening zal houden met de aanwijzingen van de gezinsvoogdes en geen voor [minderjarige] belastende boodschappen op de kaart zal zetten.
De gezinsvoogdes staat open voor de optie dat de moeder de kaart stuurt naar het woonadres van haar dochter bij de vader, niet naar haar kantoor.
Dit is voor nu het maximaal haalbare en dient tussen partijen verder vorm gegeven te worden. Daarbij wordt niet alleen van de zijde van moeder, maar ook van de andere betrokkenen in het belang van de minderjarige gevraagd om de bereidheid compromissen te sluiten.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing d.d. 30 november 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2021 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 februari 2021.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.