Uitspraak
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de zaak NL21.12723, plaatsgevonden op 15 september 2021 via een Skype-verbinding. Beide partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser stelt dat zijn verblijfsvergunning in Cyprus is verlopen en dat verweerder er dus niet vanuit kan gaan dat eiser nog bescherming heeft in Cyprus. Hierbij is van belang dat de vergunningen van zijn familie ook niet zijn verlengd. Verder betoogt eiser dat verweerder ten opzichte van Cyprus niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat hij bij terugkeer in een situatie terecht zal komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [1] en artikel 4 van het Handvest [2] .
3.Internationale bescherming in Cyprus
3.3 De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat hij geen bescherming meer heeft in Cyprus, omdat zijn verblijfsvergunning op 5 augustus 2021 zou zijn verlopen. De rechtbank stelt voorop dat eiser dit niet heeft onderbouwd. Verder acht de rechtbank van belang dat het eventueel verlopen van een verblijfsvergunning niet zonder meer betekent dat de aan eiser verstrekte beschermingsstatus is beëindigd. [5] Eisers stelling dat het hem niet is gelukt om bij de Cypriotische autoriteiten een afspraak te maken voor het verlengen van zijn verblijfsvergunning, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft ook dit niet onderbouwd, waardoor niet is gebleken dat hem geen verlenging van zijn verblijfsvergunning kan worden verleend.