ECLI:NL:RBDHA:2021:11201

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.13607
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Nigeriaanse vrouw geboren in 1996, haar asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres volgens de autoriteiten al internationale bescherming genoot in Italië, waar zij een verblijfsvergunning had tot 24 juni 2025. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat Italië niet voldeed aan de vereisten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat zij daar in een onhoudbare situatie verkeerde en geen hulp ontving van de Italiaanse autoriteiten. Tijdens de zitting op 15 september 2021, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, werd het beroep behandeld.

De rechtbank overwoog dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië. Eiseres had niet voldoende aangetoond dat haar situatie anders was dan die van andere statushouders. De rechtbank concludeerde dat de situatie in Italië voor statushouders niet zodanig slecht was dat deze in strijd was met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Eiseres had ook niet aangetoond dat zij bijzonder kwetsbaar was, enkel omdat zij zwanger was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op goede gronden de aanvraag niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13607

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.A.J. Mulders),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

ProcesverloopBij besluit van 17 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden, tezamen met de zaak NL21.13608, op 15 september 2021 via een Skype-verbinding. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook was een tolk aanwezig. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres, die stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1996 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben, komt hier niet voor asiel in aanmerking omdat zij volgens verweerder al internationale bescherming heeft in Italië. Uit informatie van de Italiaanse autoriteiten is gebleken dat eiseres daar een verblijfsvergunning heeft die geldig is tot 24 juni 2025.
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder kan ten opzichte van Italië niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Bij terugkeer zal zij in een situatie terechtkomen die strijdig is met artikel 3 van het EVRM [1] en artikel 4 van het Handvest [2] . Eiseres moest in Italië bedelen om aan eten te komen en heeft op geen enkele manier hulp gekregen van de Italiaanse autoriteiten. Eiseres verwijst in dit kader naar het AIDA-rapport van 3 juni 2021. Verder verwijst eiseres naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter [3] en een rapport en expert opinion van SFH [4] . Eiseres betoogt daarnaast dat zij bijzonder kwetsbaar is, in de zin van het arrest Tarakhel van het EHRM [5] , omdat zij zwanger is. Zij verwijst hierbij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 12 maart 2021 [6] . Tot slot voert eiseres aan dat zij Nederland ten onrechte onmiddellijk dient te verlaten, nu haar partner momenteel in een Dublinprocedure in Nederland zit. Zij verwijst hierbij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg [7] , en een uitspraak van de hoogste bestuursrechter [8] .
Wat is het oordeel van de rechtbank ?
3.1
De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 30 mei 2018 [9] . De hoogste bestuursrechter heeft dit standpunt later meermalen herhaald. [10] Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval anders is.
3.2
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat in haar geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat de situatie van asielzoekers, een kwetsbare groep die speciale bescherming behoeft, niet te vergelijken is met die van statushouders, die dezelfde rechten hebben als Italiaanse staatsburgers op het gebied van werk, gezondheidszorg, sociale huisvesting, onderwijs en sociale voorzieningen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 30 mei 2018, waaruit volgt dat de feitelijke situatie in Italië voor statushouders moeilijk is, maar dat de situatie niet zodanig slecht is, dat sprake is van extreme armoede of ontberingen van eerste levensbehoeften en rechteloosheid waartegenover de Italiaanse autoriteiten onverschillig zouden staan. Van eiseres mag worden verwacht dat zij in Italië zelf de rechten die uit haar status voortvloeien effectueert. Verder ligt het op de weg van eiseres om als statushouder zelf inspanningen te verrichten om haar situatie te verbeteren en zich bij voorkomende problemen te wenden tot de (hogere) Italiaanse autoriteiten dan wel de daartoe geëigende instanties. Dit betekent dat eiseres hulp/bescherming dient in te roepen van de Italiaanse autoriteiten, mocht zij in Italië problemen ondervinden bij het vinden van onderdak en genoeg eten.
3.3
De verwijzing naar het AIDA-rapport leidt niet tot een ander oordeel, nu daaruit niet blijkt dat de situatie voor statushouders sinds de eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter wezenlijk is verslechterd. Uit het stuk blijkt weliswaar dat de situatie moeilijk is, maar er volgt niet uit dat er in Italië voor statushouders in het algemeen of voor eiseres specifiek sprake zou zijn van een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. Er blijkt namelijk niet uit dat de situatie in Italië voor statushouders zo slecht is dat sprake is van extreme armoede of ontberingen van eerste levensbehoeften en rechteloosheid waartegenover de Italiaanse autoriteiten onverschillig zouden staan. [11]
3.4
De verwijzing naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 28 juli 2021 leidt ook niet tot een ander oordeel. De rechtbank overweegt hiertoe dat in het geval van Italië niet kan worden betoogd dat de autoriteiten in de praktijk vaak niet kunnen voorkomen dat statushouders in een situatie terecht komen waarin zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften, zoals wonen, eten en wassen. Hiertoe is van belang dat in Italië recentelijk geen grote veranderingen hebben plaatsgevonden die de situatie wezenlijk hebben verslechterd sinds de eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter.
3.5 De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat in het geval van eiseres geen sprake is van bijzondere kwetsbaarheid. De enkele omstandigheid dat eiseres zwanger is, is hiervoor onvoldoende. Zoals verweerder heeft betoogd mag van eiseres worden verwacht dat zij als ouder, zonder bijkomende problematiek, de zorgtaken combineert met het voorzien in levensonderhoud. De rechtbank acht hierbij met name van belang dat de partner van eiseres samen met haar vanuit Nederland zal terugkeren naar Italië, nu hij een negatieve beschikking heeft ontvangen in zijn Dublinprocedure. Ter zitting hebben partijen verder besproken dat er geen gescheiden uitzetting zal plaatsvinden. Gelet op het voorgaande, leidt het beroep van eiseres op de rechten van haar ongeboren kind niet tot een ander oordeel.
3.6
De rechtbank volgt eiseres tot slot niet in haar betoog dat verweerder haar ten onrechte heeft aangezegd om Nederland direct te verlaten. De rechtbank overweegt dat het onthouden van een vertrektermijn voortvloeit uit het bepaalde in artikel 62a, derde lid, in samenhang met artikel 62a, eerste lid, onder b, van de Vw 2000 [12] . Dit is een dwingendrechtelijke bepaling, zodat voor verweerder geen ruimte bestaat hiervan af te wijken. De verwijzing naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 20 januari 2021 kan niet tot een ander oordeel leiden, omdat het in die zaak ging om het betrekken van individuele omstandigheden in de redelijkheidstoets in het kader van artikel 30a, eerste lid, onder c van de Vw 2000. Dat is hier niet aan de orde.
Conclusie
4. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr.J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3.De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1626.
4.Swiss Refugee Council.
5.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
6.Zaaknummer NL20.12708, niet gepubliceerd.
7.Zaaknummer NL20.17313, niet gepubliceerd.
8.De uitspraak van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:122.
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2970.
11.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 23 juni 2021, met zaaknummer NL21.4427.
12.Vreemdelingenwet 2000.