In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 2 augustus 2021 het bestreden besluit genomen, waarbij de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar heeft sindsdien met onbekende bestemming het land verlaten en heeft geen contact meer gehad met zijn gemachtigde.
Tijdens de zitting op 15 september 2021, die via een Skype-verbinding plaatsvond, zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting verklaard dat zij per e-mail heeft vernomen dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft op basis van deze informatie en de vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter geconcludeerd dat eiser geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, aangezien hij geen belang meer heeft bij de beoordeling.
De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.