ECLI:NL:RBDHA:2021:11183
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen van Syriërs en de verantwoordelijkheid van Denemarken onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een aantal asielzaken van Syriërs die asiel aanvragen in Nederland. De rechtbank behandelt de beroepen van eisers die zich verzetten tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin is gesteld dat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielaanvragen op basis van de Dublinverordening. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, hebben aangevoerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is, omdat zij vrezen voor (indirect) refoulement naar Syrië. Ze hebben betoogd dat de Deense autoriteiten hun aanvragen mogelijk niet in behandeling zullen nemen en dat er risico's zijn verbonden aan hun terugkeer naar Denemarken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielverzoeken. De rechtbank heeft overwogen dat de Deense autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd de asielverzoeken van eisers in behandeling te nemen en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het algemeen van toepassing is. De rechtbank heeft geoordeeld dat eisers niet hebben aangetoond dat er redenen zijn om aan te nemen dat Denemarken zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen.
De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, waarbij is opgemerkt dat de enkele stelling dat de mogelijkheid om te klagen bij de Deense rechter of het EHRM niet bestaat, onvoldoende is om het vertrouwensbeginsel te weerleggen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de behandeling van de asielaanvragen aan zich te trekken en dat de beroepen ongegrond zijn. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.