In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een zorg- en contactregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. F. el Makhtari, verzocht om eenmaal per week fysiek contact met zijn kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Celikkal, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De kinderrechter heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en brieven van de kinderen zelf, en heeft de zaak op 27 januari 2021 ter zitting behandeld.
De feiten van de zaak zijn als volgt: het huwelijk van de vader en de moeder is ontbonden door echtscheiding, en zij zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. De kinderen verblijven feitelijk bij de moeder. De kinderrechter had eerder, op 14 juli 2020, de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd. De vader heeft in zijn verzoek aangegeven dat hij zich heeft aangemeld bij de Waag voor hulpverlening en dat er geen indicatie was voor verdere behandeling. De gecertificeerde instelling heeft echter verweer gevoerd, stellende dat de veiligheid van de kinderen nog steeds in het geding is en dat er specialistische hulp nodig is voordat contact kan worden hersteld.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende zicht is op het gedrag van de vader en dat de kinderen zich nog steeds onveilig voelen. De kinderrechter heeft het verzoek van de vader afgewezen, omdat er geen relevante verandering van omstandigheden is die een veilig contact tussen de vader en de kinderen mogelijk zou maken. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die hebben aangegeven geen contact meer te willen met hun vader. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. S.M. Borkent, kinderrechter, in aanwezigheid van griffier V.A.H. Schoorl.