ECLI:NL:RBDHA:2021:11172

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
AWB-21_5385 en AWB-21_5387
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van toestemming voor beveiligingswerkzaamheden in verband met stalking en beleidssepot

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 september 2021 uitspraak gedaan over de intrekking van de toestemming voor beveiligingswerkzaamheden van verzoekster, die eerder toestemming had gekregen van de korpschef van politie. De intrekking vond plaats na het bekend worden van een aangifte van stalking tegen verzoekster, wat leidde tot een strafvervolging. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 7 september 2021, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de korpschef in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat de betrouwbaarheid van verzoekster niet boven elke twijfel verheven was, gezien de ernst van de beschuldigingen en het feit dat verzoekster eerder het voordeel van de twijfel had gekregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat incidenten in de privésfeer, zoals stalking, relevant zijn voor de beoordeling van de geschiktheid voor beveiligingswerkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de korpschef de intrekking van de toestemming op een zorgvuldige manier heeft afgewogen en dat het belang van de openbare veiligheid zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van verzoekster.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van verzoekster ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de korpschef niet gebonden is aan de beslissing van het Openbaar Ministerie, dat de zaak had geseponeerd op beleidsmatige gronden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de intrekking van de toestemming gerechtvaardigd was en dat er geen aanleiding was om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 21/5385 en SGR 21/5387
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 september 2021 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Schoondermark).

Procesverloop

Bij besluit van 27 mei 2021 primaire besluit) heeft verweerder de ten behoeve van verzoekster verleende toestemming om beveiligingswerkzaamheden te verrichten, ingetrokken.
Bij besluit van 29 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 september 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Waar gaat deze zaak over?
2. Verweerder heeft toestemming verleend dat verzoekster beveiligingswerkzaamheden mag verrichten bij Profi-Sec Security B.V.. [1]
Verweerder heeft de toestemming ingetrokken nadat hem bekend is geworden dat tegen verzoekster aangifte is gedaan van stalking/belaging en tegen haar strafvervolging is ingesteld. In het beleidssepot van de Officier van Justitie heeft verweerder geen aanleiding gezien om van intrekking van de toestemming af te zien. Verweerder vindt namelijk dat verzoekster er blijk van heeft gegeven rechtsregels naast zich neer te leggen die als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde kan worden beschouwd en dat daarom de betrouwbaarheid van verzoekster niet boven elke twijfel is verheven. Verweerder heeft daarbij het maatschappelijk belang zwaarder laten wegen dan het persoonlijk belang van verzoekster. Verweerder heeft hierbij van belang geacht dat verzoekster bij het verlenen van de toestemming het voordeel van de twijfel heeft gekregen. Verweerder wilde de toestemming aanvankelijk weigeren omdat verzoekster op 23 februari 2018 een transactieaanbod van € 300,00 heeft aanvaard vanwege het rijden onder invloed. Verweerder heeft de toestemming verleend en heeft verzoekster de schriftelijke waarschuwing gegeven dat de toestemming wordt ingetrokken als zich in de toekomst nieuwe gedragingen en/of strafbare feiten voordoen.
Wat vindt verzoekster?
3. Verzoekster voert aan dat de waarschuwing niet de reden voor de intrekking mag zijn. Verder voert zij aan dat het sepot onvoldoende is om de toestemming in te trekken. Verweerder heeft de bedoeling van de Officier van Justitie met het sepot onvoldoende meegewogen. Ook heeft verweerder volgens verzoekster onvoldoende meegewogen dat de gedragingen zich hebben afgespeeld in de privésfeer.
Wat zijn de regels?
4. De relevante regels staan in de bijlage, die bij de uitspraak hoort.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. Verweerder komt beoordelingsruimte toe bij de beoordeling of een betrokkene voldoende betrouwbaar is. De invulling die in paragraaf 3.3, aanhef en onder b, van de Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Beleidsregels) aan de term 'betrouwbaarheid' is gegeven, is niet onredelijk of anderszins rechtens onjuist. Aan medewerkers in de beveiligingsbranche worden, gelet op de aard van deze branche, hogere eisen gesteld dan aan medewerkers in willekeurige andere betrekkingen. Dit betekent dat verweerder als beoordelingsmaatstaf mag hanteren, dat de betrouwbaarheid en integriteit van beveiligingsmedewerkers boven iedere twijfel verheven dienen te zijn. [2]
6. Niet in geschil is dat het Openbaar Ministerie de zaak heeft geseponeerd om beleidsmatige redenen (een beleidssepot). Zoals volgt uit de beleidsregels, mag verweerder een dergelijk sepot bij de beoordeling van de betrouwbaarheid betrekken. Ook in dit geval heeft verweerder daartoe in redelijkheid kunnen besluiten. Daarvoor is van belang dat de zaak weliswaar is geseponeerd, maar dit betekent niet dat er geen serieuze verdenking meer bestaat ten opzichte van verzoekster.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op basis van de overgelegde processen-verbaal, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de betrouwbaarheid en integriteit van verzoekster niet boven iedere twijfel zijn verheven. Verzoekster heeft de inhoud van deze processen-verbaal niet betwist en naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder deze kunnen kwalificeren als een ‘tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde’. Verzoekster heeft er met de stalking/belaging van het slachtoffer blijk van gegeven dat zij onder omstandigheden rechtsregels naast zich neerlegt, waarvan de overtreding een (tamelijk) ernstige overtreding van de rechtsorde oplevert.
8. Dat de Officier van Justitie heeft besloten de zaak te seponeren, maakt niet dat verweerder van intrekking had moeten afzien. Verweerder mag een eigen afweging maken en is niet gebonden aan de beslissing van de Officier van Justitie. De Officier van Justitie heeft de zaak voorwaardelijk geseponeerd op grond van het feit dat verzoekster zelf door het gebeurde of de gevolgen daarvan is getroffen. Uit het verslag van de OM-zitting blijkt dat de Officier van Justitie van mening was dat er genoeg bewijs is voor het feit en dat het een grote fout van eiseres is geweest. Eiseres heeft bekend dat zij de stukken heeft opgestuurd. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat hieruit blijkt dat tegen eiseres nog altijd een serieuze verdenking bestaat. Dat de Reclassering volgens verzoekster het risico op recidive laag inschat, doet hier niet aan af.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het belang van de intrekking van de toestemming in redelijkheid zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van verzoekster bij behoud van de toestemming. Hierbij heeft verweerder kunnen meewegen dat verzoekster eerder het voordeel van de twijfel is gegeven. Anders dan verzoekster betoogt, is niet van belang dat de strafbare feiten zich hebben afgespeeld in de privésfeer. Incidenten in de privésfeer mogen bij de beoordeling worden betrokken als deze zich naar hun aard niet verdragen met beveiligingswerkzaamheden. Het functioneren in de privésfeer mag voor verweerder een indicatie zijn voor het algehele functioneren. [3] Verweerder heeft zich hierbij op het standpunt kunnen stellen dat de gedragingen van eiseres zich naar hun aard niet verdragen met beveiligingswerkzaamheden. Van beveiligingsmedewerkers wordt juist verwacht de veiligheid van personen en goederen te bewaken.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
11. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
12. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 september 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus:

Artikel 7
[…]
2. Een beveiligingsorganisatie of recherchebureau als bedoeld in het eerste lid stelt geen personen te werk die belast zullen worden met werkzaamheden, anders dan bedoeld in het eerste lid, dan nadat voor hen toestemming is verkregen van de korpschef. Indien de beveiligingsorganisatie of het recherchebureau dan wel een onderdeel daarvan is gevestigd op een luchtvaartterrein, wordt de toestemming, bedoeld in de eerste volzin, verleend door de commandant van de Koninklijke marechaussee.
[…]
5. De toestemming, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid kan worden ingetrokken indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan de toestemming niet zou zijn verleend, indien zij zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest op het tijdstip waarop de toestemming werd verleend.
[…].

Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2019

Paragraaf 3.3
De toestemming aan een beveiligingsorganisatie of recherchebureau om personen te werk stellen, zoals bedoeld in artikel 7, eerste, tweede en derde lid, van de wet wordt onthouden indien bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid blijkt van:
a. veroordelingen en andere rechterlijke uitspraken;
b. andere omtrent de aanvrager bekende feiten.
[…]
Ad b. (andere omtrent de aanvrager bekende feiten)
De toestemming kan ook worden geweigerd wanneer op grond van andere omtrent betrokkene bekende en relevante feiten kan worden aangenomen dat deze onvoldoende betrouwbaar is om voor een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau werkzaamheden te verrichten dan wel onvoldoende betrouwbaar is om de belangen van de veiligheidszorg of de goede naam van de bedrijfstak niet te schaden. Dit zal met name -maar niet uitsluitend- het geval zijn wanneer betrokkene er blijk van heeft gegeven rechtsregels naast zich neer te leggen waarvan de overtreding kan worden beschouwd als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde.
Sepots, processen-verbaal en mutaties
Zo kunnen (tegen betrokkene) opgemaakte processen-verbaal of (dag/mutatie)rapporten ertoe leiden dat betrokkene onvoldoende betrouwbaar of geschikt wordt geacht om voor een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau te werken. Uiteraard is daarbij van belang dat tegen betrokkene nog altijd een serieuze verdenking (of bedenking) bestaat.
Ook sepots kunnen een rol spelen bij de beoordeling van de betrouwbaarheid. Hierbij dient de aard van het sepot in ogenschouw te worden genomen. Een technisch sepot, bijvoorbeeld wegens onvoldoende bewijs, zal bij de beoordeling naar de betrouwbaarheid een minder grote rol spelen dan een sepotbeslissing die op beleidsmatige gronden is genomen. In het geval dat een sepot wordt meegenomen in de beoordeling, wordt voor wat betreft de terugkijktermijn als uitgangspunt genomen de datum waarop het Openbaar Ministerie de beslissing heeft genomen de zaak te seponeren.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 16 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2230.