ECLI:NL:RBDHA:2021:11126

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.15981
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel na vrijwillig vertrek naar Irak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres, een Iraakse vrouw geboren in 1997, had een aanvraag ingediend die op 31 juli 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Echter, op 13 april 2021 heeft zij, met hulp van het Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), vrijwillig Irak verlaten. Dit vertrek werd bevestigd door de staatssecretaris, die de rechtbank op 16 april 2021 op de hoogte stelde van de situatie. Eiseres heeft ermee ingestemd dat haar lopende verblijfsrechtelijke procedures worden ingetrokken.

De rechtbank heeft op 21 april 2021 de gemachtigde van eiseres gevraagd of zij nog contact had met haar cliënte en of zij op de hoogte was van haar verblijfplaats. De gemachtigde heeft op 29 april 2021 geantwoord dat er geen contact meer was en dat zij zich als gemachtigde zou onttrekken. De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het beroep, aangezien zij vrijwillig naar Irak is vertrokken en geen aanspraak meer wenst te maken op een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank verklaart het beroep dan ook kennelijk niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.15981

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

ProcesverloopBij besluit van 31 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Iraakse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1997.
2. Bij bericht van 16 april 2021 heeft verweerder de rechtbank laten weten dat eiseres op 13 april 2021 via het Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) vrijwillig is vertrokken naar Irak. Uit het bericht van het IOM blijkt dat eiseres vrijwillig naar Irak is vertrokken en dat zij ermee heeft ingestemd dat nog lopende verblijfsrechtelijke procedures worden ingetrokken.
3. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres op 21 april 2021 verzocht aan te geven of zij nog contact heeft met haar cliënte en of zij op de hoogte is van haar verblijfplaats. De gemachtigde van eiseres heeft daarop op 29 april 2021 de rechtbank geïnformeerd dat zij geen contact meer heeft met eiseres en dat zij zich zal onttrekken als gemachtigde.
4. De rechtbank overweegt dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het beroep. Eiseres is immers met behulp van de IOM vrijwillig vertrokken naar haar land van herkomst, Irak. Uit deze verklaring blijkt eveneens dat zij met de ondertekening ermee instemt dat de openstaande verblijfsrechtelijke procedures worden beëindigd. Niet is gesteld of aannemelijk gemaakt dat zij de vertrekverklaring onvrijwillig of zonder kennis van de inhoud heeft ondertekend. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiseres niet langer aanspraak wenst te maken op een verblijfsvergunning asiel.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.