In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in een vreemdelingenrechtelijke procedure. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), specifiek onder artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.W.M. van de Wouw, heeft een beroep gedaan op de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optreedt.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om de gevraagde voorziening te treffen, aangezien op de datum van de uitspraak reeds een beslissing was genomen op het beroep. Het verzoek is als kennelijk ongegrond beoordeeld en derhalve afgewezen. De uitspraak is gedaan buiten zitting, wat betekent dat er geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
De beslissing van de voorzieningenrechter is op 7 oktober 2021 bekendgemaakt en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze uitspraak. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie, waarbij de namen van de betrokken partijen zijn weggelaten ter bescherming van de privacy. De zaak is geregistreerd onder het zaaknummer AWB 20/3421.