ECLI:NL:RBDHA:2021:11119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.13129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vertrektermijn van een asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 6 augustus 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep behandeld in Middelburg, waar de eiser zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. R.E.J.M. van den Toorn, en de verweerder door mr. R.A.P.M. van der Zanden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroep zich richtte tegen de aan eiser bekend gemaakte vertrektermijn van vier weken na de bekendmaking van het bestreden besluit. De rechtbank heeft de wettelijke bepalingen uit de Vreemdelingenwet 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 in acht genomen. Het bleek dat de eiser niet had voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de vertrektermijn, aangezien er geen verzoek tot verlenging was ingediend.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de eiser met het beroep niet kan bereiken wat hij beoogt. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13129
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

ProcesverloopBij besluit van 6 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.13130, op 1 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Het beroep richt zich tegen de aan eiser bekend gemaakte vertrektermijn van vier weken na de bekendmaking van het bestreden besluit.
2. In artikel 63, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is geregeld dat degene aan wie een terugkeerbesluit is uitgevaardigd Nederland binnen vier weken moet verlaten. Deze termijn volgt rechtstreeks uit de wet, behoudens de mogelijkheid van verweerder om bij het uitvaardigen van een terugkeerbesluit een kortere termijn op te leggen dan wel een vertrektermijn te onthouden.
3. Op grond van het derde lid, uitgewerkt in artikel 6.3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (hierna: Vv) is weliswaar verlenging mogelijk, maar slechts onder de daar genoemde voorwaarden, waaronder het in persoon indienen van een daartoe strekkend verzoek. Van een dergelijk verzoek is in dit geval niet gebleken.
4. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat er geen aanleiding is om anders te beslissen dan in het voornemen is aangekondigd, namelijk dat eiser Nederland binnen vier weken moet verlaten. Gelet op de uitdrukkelijke regeling in artikel 6.3 van het Vv is het bestreden besluit in zoverre niet gelijk te stellen met een besluit omtrent verlenging van de vertrektermijn.
5. Nu eiser met het beroep niet kan bereiken wat hij beoogt, is er geen belang bij de beoordeling van het beroep
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.