Uitspraak
Rechtbank Den HAAG
Internationale kinderontvoering
Beschikking in het kader van het op 5 juli 2021 ingekomen verzoek van:
[Y] ,
[X] ,
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verslag van de bijzondere curator, ingekomen per e-mail op 25 augustus 2021;
- het op 8 september 2021 ingekomen verweerschrift, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de bijzondere curator;
- [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
- het F9-formulier van 17 september 2021, met als bijlage een kopie van de door de beide ouders ondertekende spiegelovereenkomst, van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 23 september 2021 van de zijde van de vader.
Feiten
- De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van het volgende nog minderjarige kind:
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige] uit.
- Medio februari 2019 heeft de moeder de woning van partijen te [woonplaats 1] verlaten en is naar Nederland vertrokken.
- Op 18 maart 2019 hebben de vader en de moeder een onderling getroffen overeenkomst ondertekend, waarin zij – voor zover hier van belang – zijn overeengekomen:
- Op 6 augustus 2019 heeft de moeder [voornaam minderjarige] meegenomen naar Nederland.
- Bij beschikking van 17 september 2019 van het Hof van Beroep in [plaats 1] , Tsjechië is de beschikking in eerste aanleg van de rechtbank in [plaats 1] , Tsjechië van 6 augustus 2019 bevestigd, waarin het verzoek tot treffen van voorlopige voorzieningen van de vader is afgewezen. De vader had in eerste aanleg bij wijze van voorlopige voorziening verzocht [voornaam minderjarige] aan zijn zorg over te dragen en de moeder te verbieden om met [voornaam minderjarige] Tsjechië uit te reizen, totdat een rechtsgeldige beslissing zou zijn genomen in de procedure over de regeling van omstandigheden van [voornaam minderjarige] .
- Bij beschikking van 4 september 2020 van de rechtbank in [plaats 1] , Tsjechië is bij wijze van voorlopige voorziening bevolen dat [voornaam minderjarige] wordt overgedragen aan de zorg van de vader, waarbij de vader is verplicht [voornaam minderjarige] binnen drie dagen na de beschikking op te halen in de woonplaats van de moeder.
- Bij beschikking van 29 oktober 2020 van het Hof van Beroep in [plaats 1] , Tsjechië is voormelde beschikking van 4 september 2020 vernietigd en teruggestuurd naar de rechtbank voor verdere behandeling.
- [voornaam minderjarige] staat sinds 10 september 2020 onder toezicht van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, gevestigd te [plaats 2] , die laatstelijk door de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie [woonplaats 2] , bij beschikking van 26 november 2020 is verlengd tot 26 november 2021. Daarnaast is sinds 10 september 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder verleend, welke machtiging eveneens bij voornoemde beschikking is verlengd tot 26 november 2021.
- Bij beschikking van 29 juli 2021 van de rechtbank in [plaats 1] , Tsjechië heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om op het verzoek ten aanzien van de toevertrouwing van [voornaam minderjarige] te beslissen.
- De vader, de moeder en [voornaam minderjarige] hebben de Tsjechische nationaliteit.
- De vader heeft zich niet gemeld bij de Nederlandse Centrale Autoriteit.